afkortingen en verkleinwoorden

verkleinwoorden
Verkleinwoorden
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

verkleinwoorden
Verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Etalage:
a: etalagetje b: etalage'tje
c: etalageetje
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Radio

A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verdieping

A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingkje
D
Verdiepinkje

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

cd

A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pony

A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Menu

A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie

A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

afkortingen

We kennen in het Nederlands diverse afkortingen:

- tv

- dhr.

- t.k.a.

- AH

- Z.K.H.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, RTL, VN. 
• Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d.,  m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms. 
 
Gebruik bij twijfel over de schrijfwijze van het verkleinwoord of de afkorting een (online) woordenboek.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent t.k.a.?


A
te krijgen adres
B
te koop aangeboden
C
te kleuren afbeelding

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kort op de juiste manier af:
bladzijde

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kort op de juiste manier af:
door middel van

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kort op de juiste manier af:
onder andere

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Er komt slecht weer aan, .............. regen en hagel.

A
ca.
B
i.t.t.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er wonen ............... 17 miljoen mensen in Nederland.

A
m.b.v.
B
ca.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bedrijf verdiende miljoenen ............... oplichtingspraktijken.

A
d.m.v.
B
ca.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kort op de juiste manier af:
Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb iets nieuws geleerd...
A
B

Slide 23 - Quiz

Bespreek na wat de leerlingen hebben geleerd. 
Wat heb jij deze les geleerd wat je wilt onthouden?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions