Mardi le 27 novembre

Bonjour!
- spullen op je tafel leggen
- jassen buiten het lokaal
- telefoon niet zichtbaar
- kauwgom in de prullenbak

Startopdracht:
kijk de opdrachten 9-10-11-12 na
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!
- spullen op je tafel leggen
- jassen buiten het lokaal
- telefoon niet zichtbaar
- kauwgom in de prullenbak

Startopdracht:
kijk de opdrachten 9-10-11-12 na

Slide 1 - Diapositive

On va...

- huiswerk nakijken 
- gram II uitleggen & oefenen


Slide 2 - Diapositive

Huiswerk gemaakt?
- woorden apprendre 1-2-4 geleerd?
- nakijken ÉCOUTER exercices 9-10-11-12: verbeter alle opdrachten in je boek.


Slide 3 - Diapositive

uitleg grammaire II: het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp app 5 of p.128

Slide 4 - Diapositive

Na deze les...  
kun je het lijdend voorwerp in een zin herkennen 
kun je het meewerkend voorwerp in een zin herkennen

en

kun je dat zinsdeel vervangen en de zin korter maken!

Slide 5 - Diapositive

Uitleg via video
Libre Service
appr. 5 unité 3 of p.128



Slide 6 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?

Je regarde une série à la télé.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?

Je raconte une histoire à mon frère.

Slide 8 - Question ouverte


Je donne des fleurs à ma grand-mère
lijdend
meewerkend

Slide 9 - Sondage


Je donne un cadeau à mes parents.
lijdend
meewerkend

Slide 10 - Sondage


Nous écrivons des cartes à nos amis. 
lijdend
meewerkend

Slide 11 - Sondage


Nous écrivons des cartes à nos amis
lijdend
meewerkend

Slide 12 - Sondage

Korter maken:
Ik vertel een verhaal aan mijn broertje.

1 - Ik vertel het aan mijn broertje.
2 - Ik vertel hem een verhaal.
Ik vertel het hem.

Slide 13 - Diapositive

lijdend


me
te
le/la/l'
nous
vous
les



meewerkend
(aan/voor)

me
te 
lui
nous
vous
leur 

Slide 14 - Diapositive

lijdend
hem/haar/hen >
le/la/l'/les

werkwoorden:
appeler
regarder
inviter
voir
envoyer

meewerkend
(aan/voor) hem/haar/hen >
lui/leur

werkwoorden:
téléphoner à
demander à
donner à
dire à
écrire à

Slide 15 - Diapositive

Tu aimes acheter des fleurs?
- Oui, j' aime....acheter.
A
le
B
l'
C
les
D
leur

Slide 16 - Quiz

On va téléphoner à ta copine?
- Oui, on va ... téléphoner.
A
le
B
la
C
l'
D
lui

Slide 17 - Quiz

Tu as vu mon portable?
- Non, je ne .... ai pas vu.
A
le
B
la
C
l'
D
lui

Slide 18 - Quiz


Je leur donne un cadeau.
lijdend
meewerkend

Slide 19 - Sondage

plaats in de zin
- vóór het hele werkwoord als dat er is
- vóór de persoonsvorm

+ ontkenning (ne...pas):
'ne' komt voor le/la/l'/lui

(dus de pers. vnw komen vlak voor de PV)

Slide 20 - Diapositive

Tu vas regarder un film?
- Oui, je ...
A
...vais le regarder.
B
...le vais regarder.

Slide 21 - Quiz

Tu veux visiter le musée?
A
Oui, je veux visiter le.
B
Oui, je le veux visiter .
C
Oui, je veux le visiter.
D
Oui, le je veux visiter.

Slide 22 - Quiz

Elle a visité le musée?
A
Oui, elle a visité le.
B
Oui, elle l'a visité.
C
Oui, elle a le visité.
D
Oui, le elle a visité.

Slide 23 - Quiz



         Nous avons invité des amis.

Slide 24 - Question ouverte



         Je vais demander à mon père. 

Slide 25 - Question ouverte

Zie je het nog zitten ; )
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Les devoirs
Apprendre (leren)
- apprendre 8 p.129

Faire (maken)

- grammaire II exercices 16A-B p.112-114-115
Is de bel nog niet gegaan: dan ga je aan het werk en je spullen ruim je pas op na de bel!

Slide 27 - Diapositive