Wi 1 A2 TC 4.11 en 4.12

donderdag
10 november
2022


welkom
iedereen!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

donderdag
10 november
2022


welkom
iedereen!

Slide 1 - Diapositive

sneeuw

Slide 2 - Diapositive

blauw

Slide 3 - Diapositive

opnieuw

Slide 4 - Diapositive

waarschuwen

Slide 5 - Diapositive

trouwen

Slide 6 - Diapositive

schaduw

Slide 7 - Diapositive

duwen

Slide 8 - Diapositive

jouw

Slide 9 - Diapositive

uw

Slide 10 - Diapositive

benieuwd

Slide 11 - Diapositive

vul in
Mevrouw, is deze tas van u?

Ja, die tas is van ...

Slide 12 - Diapositive

Vul in
Is dit boek van mij?

Ja, dat boek is van ...

Slide 13 - Diapositive

vul in
wil je deze snoepjes aan je kinderen geven?

Goed, ik geef die snoepjes aan ...

Slide 14 - Diapositive

vul in
Komen jullie morgen bij mij op bezoek?

Ja, we komen morgen bij ... op bezoek.

Slide 15 - Diapositive

4.11 Het werkoverleg
94 bespreken
95 luistertekst        
blauwe woorden
96 en 97 

Slide 16 - Diapositive

opdrachten
99 en 100
101, 102 en 103 Wat hoor je?
104 en 105 Maken
106 praat samen
99 en 100
101, 102 en 103 Wat hoor je?
104 en 105 Maken
106 praat samen
107 werkblad
108 schrijf op

Slide 17 - Diapositive

4.12  Het ontbijt is klaar. - Olga zet het op tafel.

Slide 18 - Diapositive



In 4.4 heb je geleerd dat je over dingen kunt praten met de woordjes hij, het en ze.
Hij, het en ze staan op de eerste plaats in de zin.

Je kunt ook over dingen praten met de woordjes hem, het en ze.
Deze woordjes staan in de rest van de zin.

Slide 19 - Diapositive

  • Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. Ik breng hem straks naar de fietsenmaker.
  • Het ontbijt is klaar. Het is lekker. Olga zet het op tafel.
  • Ik heb schoenen besteld. Ze zijn bruin. Ik heb ze nog niet betaald.

  • Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. Ik breng hem straks naar de fietsenmaker.
  • Het ontbijt is klaar. Het is lekker. Olga zet het op tafel.
  • Ik heb schoenen besteld. Ze zijn bruin. Ik heb ze nog niet betaald.

de woorden: de fiets              ->    hem
het-woorden: het ontbijt      ->    het
meervoud: de schoenen      ->    ze

Slide 20 - Diapositive

opdrachten
110 kies het goede antwoord
111 zoek bij elkaar
112 welk woord past in de zin?
113 en 114 vul in

Slide 21 - Diapositive