Passé composé H3

Vertel wat je al weet over
de Franse volt. tijd?
1 / 14
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Vertel wat je al weet over
de Franse volt. tijd?

Slide 1 - Question ouverte

Neem deze aantekening over in je schrift.

Important:
1. je vertaalt altijd letterlijk vanuit het Nederlands
ik heb gemaakt = j'ai fait                                         hij is uitgestapt = il est descendu
we hebben gedanst = nous avons dansé         je bent gevallen = tu es tombé

2. als het hww van zijn/être is, dan kan er een extra E/S achter het volt.dw komen
ze is gebleven = elle est restéE                 jullie zijn gekomen = vous êtes venuS

3. sommige volt.dw moet je uit je hoofd leren: fait / été / eu / pris (genomen)

Slide 2 - Diapositive

Wat is een passé composé?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (V.T.T.): 
onderwerp + vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

Slide 3 - Diapositive

De passé composé
bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir of être

2: Voltooid deelwoord

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 5 - Diapositive

STAP 1
Kies of je de passé composé gaat maken met 
être of avoir

Slide 6 - Diapositive

STAP 2
Maak het voltooid deelwoord 
Soms kun je het voltooid deelwoord niet zelf maken, dan moet je het uit je hoofd leren. Deze werkwoorden vind je op een aparte slide.

Slide 7 - Diapositive

Voltooid deelwoord zelf maken:
  • Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
    Bijvoorbeeld: regarder  --> regarder --> regard --> regardé

Slide 8 - Diapositive

De volgende voltooide deelwoorden moet je uit je hoofd leren!
  • avoir --> eu    bijv. Tu as eu (jij hebt gehad)
  • être --> été     bijv. Nous avons été (wij zijn geweest)
  • faire --> fait    bijv. Elles ont fait (zij hebben gemaakt)

Slide 9 - Diapositive

hoe zit het ook alweer?
bekijk het volgende filmpje tot 01.00 minuut

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Laat zien dat je het rijtje van AVOIR kent!

Slide 12 - Question ouverte

Je moet ÊTRE dus uit je hoofd kennen.
Laat zien dat dat het geval is!
Typ het rijtje nu in.

Slide 13 - Question ouverte

Neem deze aantekening over in je schrift.

Important:
1. je vertaalt altijd letterlijk vanuit het Nederlands
ik heb gemaakt = j'ai fait                                         hij is uitgestapt = il est descendu
we hebben gedanst = nous avons dansé         je bent gevallen = tu es tombé

2. als het hww van zijn/être is, dan kan er een extra E/S achter het volt.dw komen
ze is gebleven = elle est restéE                 jullie zijn gekomen = vous êtes venuS

3. sommige volt.dw moet je uit je hoofd leren: fait / été / eu / pris (genomen)

Slide 14 - Diapositive