kracht en beweging

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Welke kracht hebben je spieren nodig om een fiets te laten bewegen?
A
voortstuwende kracht
B
tegenwerkende kracht
C
luchtwrijving
D
rolweerstand

Slide 6 - Quiz

Als de snelheid constant is,
dan is de voortstuwende kracht
A
groter dan de wrijvingskracht
B
kleiner dan de wrijvingskracht
C
gelijk aan de wrijvingskracht

Slide 7 - Quiz

Een verhuizer duwt tegen een kist.
de kist komt niet vooruit.
Hoe groot is de wrijvingskracht als de verhuizer duwt?
A
Fw = 0N
B
Fv = Fw
C
Fv < Fw
D
Fv > Fw

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Een volgeladen vrachtwagen heeft een grotere traagheid dan een lege vrachtwagen.
Hoe merkt een chauffeur dat bij het afremmen?

A
moeilijker bestuurbaar
B
duurt langer om op snelheid te komen.
C
duurt langer om tot stilstand te komen
D
er is geen waarneembaar verschil

Slide 15 - Quiz

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
a.   Bereken de versnelling.
      vb = 0 km/u                                         ∆v = 100 – 0 = 100 km/u = 28 m/s
      ve = 100 km/u                                       a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s²
      t = 4,1s                    

Slide 16 - Diapositive

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
a.   Bereken de versnelling.
      vb = 0 km/u                                         ∆v = 100 – 0 = 100 km/u = 28 m/s
      ve = 100 km/u                                       a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s²
      t = 4,1s                    

Slide 17 - Diapositive

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
b.  Bereken de nettokracht die de Porsche laat versnellen.
     m = 2000 kg                                    F = m・a = 2000・ 6,8 = 13600N
     a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s² 


Slide 18 - Diapositive

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
b.  Bereken de nettokracht die de Porsche laat versnellen.
     m = 2000 kg                                    F = m・a = 2000・ 6,8 = 13600N 
     a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s² 


Slide 19 - Diapositive

Wat betekent de min voor de versnelling?
A
een rekenfout; kan niet negatief zijn
B
heeft geen betekenis
C
het voorwerp versnelt
D
het voorwerp vertraagt

Slide 20 - Quiz

Een fietser remt in 2,5 seconden af van 18 naar 0 km/u.
De totale massa is 95kg.
De beweging is eenparig vertraagd.
Met welke formule bereken je de vertraging?
A
a = v/t
B
v = s/t
C
F = m ・a
D
E = m・a・h

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

afstand
massa
snelheid
kracht
arbeid
energie
J
E
Nm
W
N
F
m/s
v
kg
km
m
s

Slide 28 - Question de remorquage

Arbeid bereken ik met de formule:
Bewegingsenergie bereken ik met de formule:
Zwaarte-energie bereken ik met de formule:
Ez = m · g · h
Ek = ½ · m · v²

W = F · s

Slide 29 - Question de remorquage

Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat:
Trekkracht = 52 N en
schaal 1cm ≙ 10N
A
5,2 cm
B
52 cm
C
1,9 cm
D
19 cm

Slide 30 - Quiz

Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat:
Trekkracht = 1300 N en
schaal 1cm ≙ 200N
A
0,15 cm
B
1,5 cm
C
0,65 cm
D
6,5 cm

Slide 31 - Quiz

Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een kracht van 180N nodig.
Bereken de arbeid die nodig is om de stoel 2m te verschuiven

A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm

Slide 32 - Quiz

Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger
op een hoogte van 3,2m.
Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens

Slide 33 - Quiz

Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger op een hoogte van 3,2m.
De baksteen valt naar beneden.
Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.
E(z) wordt omgezet in E(k)
A
80m/s
B
8m/s
C
64m/s
D
4m/s

Slide 34 - Quiz

Een andere steen van 3,0kg valt van een hoogte van 20m.
De valbeweging is een eenparig versnelde beweging. De valversnelling is 10m/s².
Bereken de snelheid.

A
3,3 m/s
B
5m/s
C
10m/s
D
20m/s

Slide 35 - Quiz

Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
a. Bereken de zwaarte-energie boven op de heuvel
m = 72kg h = 20m

Slide 36 - Question ouverte

Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
b. Bereken bewegingsenergie onderaan heuvel bij snelheid 11m/s.
m = 72kg
v = 11m/s

Slide 37 - Question ouverte

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
De zwaarte-energie is niet volledig omgezet in bewegingsenergie, 
onder aan de heuvel.
c. In welke vorm van energie is de ‘verdwenen’ zwaarte-energie omgezet?
     De ‘verdwenen’ zwaarte-energie is omgezet in warmte.



Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Kreukelzone en gordels

Slide 41 - Diapositive

Veiliger botsen = langere remafstand (botsafstand)

Slide 42 - Diapositive

stopafstand =
A
reactietijd + remweg
B
reactieafstand + remweg
C
reactieafstand + reactietijd
D
iets anders

Slide 43 - Quiz

Een auto remt minder goed als de
.... of .... versleten zijn

Slide 44 - Question ouverte

stopafstand = reactie-afstand + remweg

Slide 45 - Diapositive