Zijn en hebben, regelmatige werkwoordvervoeging, b

• NT2
• ANT2+
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Welkom A1/ A2

Wat hebben jullie de vorige les geleerd?

Lesprogramma:

Terugblik

1. Lesdoelen bespreken

2. zijn - hebben (A1 + A2)

3. begrijpen (A2 (A1))

4. klein- kleiner (A2(A1))

5. Huiswerk

1. Lesdoelen: Na deze les

1. kan ik de werkwoorden zijn/ hebben gebruiken
2. weet ik hoe ik de ik-vorm van een werkwoord maak
3. weet ik hoe ik de vergrotende trap maak

2. zijn en hebben

Wanneer gebruik je 'zijn"?

Wanneer gebruik je 'hebben'?

Werken in groepjes (4 pers.)

1. Je krijgt een set kaartjes (zijn/ hebben) + kleine kaartjes

2. Welke kaartjes horen bij zijn?

     Welke kaartjes horen bij hebben?

3. Leg de kleine kaartjes onder het goede werkwoord

4. (A2) wat is de goede werkwoordsvorm

(ken je de betekenis van de zinnen/ woorden?)

2. zijn en hebben

Wanneer gebruik je 'zijn"?

Wanneer gebruik je 'hebben'?

3. Wat is de regel?

Ik-vorm

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?

=> werkwoorden zonder vaste regel

=> belangrijkste onregelmatige werkwoorden:

- zijn 

- hebben

Ken jij nog andere voorbeelden?

4. Klein- kleiner- kleinst

5. Huiswerk

Studieplanner:

Werk tot 12:00 door in het boek/ online

firdanl.sharepoint.com

Lesdoelen: Na deze les

1. kan ik de werkwoorden zijn/ hebben gebruiken
2. weet ik hoe ik de ik-vorm van een werkwoord maak
3. weet ik hoe ik de vergrotende trap maak

Heb jij een lesdoel behaald?