Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Welke variabelen zijn procyclisch?
A
Bedrijfinvesteringen
B
Werkloosheid
C
Belastinginkomsten van de overheid
D
Afzet van bedrijven
Slide 1 - Quiz
Welke variabelen zijn procyclisch?
A
Bedrijfinvesteringen
B
Werkloosheid
C
Belastinginkomsten van de overheid
D
Afzet van bedrijven
Slide 2 - Quiz
Wat kan de overheid doen om de conjunctuur af te remmen?
A
Meer overheidsbestedingen
B
Belastingtarieven verlagen
C
Verhogen inkomstenbelasting
Slide 3 - Quiz
Welke bewering is onjuist:
A
Investeren door de overheid is het verschuiven van belastingbetalingen over tijd.
B
Het verschuiven van betalingen door door de overheid over tijd is een vorm van collectieve investeringen.
C
Het overhevelen van belastinginkomsten is een vorm van ruilen over tijd door de overheid
D
Investeren door de overheid is het overhevelen van toekomstige belastingopbrengsten naar het heden.
Slide 4 - Quiz
In een bepaald jaar heeft de overheid een begrotingstekort van 16,3 miljard. Een jaar later is dit tekort nog maar 2,7 miljard. Bereken met hoeveel % het begrotingstekort is gedaald.
A
44,7%
B
503,7%
C
83,4%
D
16,6%
Slide 5 - Quiz
Een staatsschuld ontstaat door in de jaren met een begrotingstekort:
A
geld uit te geven
B
geld te lenen
C
geld te sparen
D
geld te hebben
Slide 6 - Quiz
Een voorbeeld van indirecte belastingen is ...
A
omzetbelasting (btw)
B
loonbelasting
C
schenkbelasting
D
dividendbelasting
Slide 7 - Quiz
Het verschil tussen bruto en netto, zowel bij de objectieve als subjectieve methode zijn:
A
De afschrijvingen
B
De inkoopkosten
C
Belastingen
Slide 8 - Quiz
Als je de belastingen verlaagt gaat altijd de Consumptie omhoog en groeit de economie
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Directe belastingen betaal je direct aan de overheid, bijvoorbeeld aan de belastingdienst of gemeente.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Bij hoogconjunctuur zoals in 2007 in Nederland bestaat het anticyclisch overheidsbeleid uit:
A
het verlagen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
B
het verhogen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
C
het verlagen van de belastingen met € 3 miljard en het verhogen van de bestedingen met € 2 miljard.
D
het verhogen van de belastingen met € 2 miljard en het verlagen van de bestedingen met € 3 miljard.
Slide 11 - Quiz
Bij laagconjunctuur zoals in 2009 in Nederland bestaat het anticyclisch overheidsbeleid uit:
A
het verlagen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
B
het verhogen van de belastingen en bestedingen beide met € 3 miljard.
C
het verlagen van de belastingen met € 3 miljard en het verhogen van de bestedingen met € 2 miljard.
D
het verhogen van de belastingen met € 2 miljarden het verlagen van de bestedingen met € 3 miljard.
Slide 12 - Quiz
Voor consumenten is privatiseren nadelig want,
A
De prijs gaat vaak omhoog
B
De belastingen gaan omhoog
C
De uitgaven van de overheid dalen
Slide 13 - Quiz
Welke maatregel of maatregelen van de overheid passen bij een Keynesiaans beleid in een laagconjunctuur?