quiz woordsoorten en zinsdelen

Quiz woordsoorten en zinsdelen
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Quiz woordsoorten en zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Ik kan de woordsoorten en zinsdelen in een zin benoemen en deze toepassen. 

Slide 2 - Diapositive

Dit doel ga ik zeker bereiken!
0100

Slide 3 - Sondage

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik let altijd goed op bij Nederlands.
A
Nederlands
B
ik
C
let
D
let op

Slide 4 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
De kat krabt de krullen van de trap.
A
krabt
B
van
C
kat
D
trap

Slide 5 - Quiz

Noem de lidwoorden

Slide 6 - Question ouverte

Wat hoort bij elkaar ?
Ik zit naast het prachtige meisje
Persoonsvorm
voorzetsel
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zit
naast
het
prachtige

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gele
B
plastic
C
mooie
D
gevoelige

Slide 8 - Quiz

Noem 3 voorzetsels

Slide 9 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 10 - Question de remorquage

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan. 
gezegde
Liesje Lotje
De lange Lindelaan
Leerde lopen

Slide 11 - Question de remorquage

De plant heeft water nodig.

Wat is het onderwerp van deze zin?
A
nodig
B
heeft nodig
C
water
D
de plant

Slide 12 - Quiz

Welke vraag stel je als je het onderwerp wil weten?
A
Wie of wat + persoonsvorm?
B
Wie of wat + gezegde?
C
Waarom + zelfstandig naamwoord?
D
Welke + persoonsvorm?

Slide 13 - Quiz

Maak een volledige zin waarin de volgende woordsoorten staan:
persoonlijk voornaamwoord, persoonsvorm, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Question ouverte

En? Zijn jouw doelen behaald?

0100

Slide 15 - Sondage