herhaling bijv nw, ww, woordenschat PTO 3 m2

maak de bijvoeglijke naamwoord meervoud:
un vestido largo
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
spaansSecondary Education

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

maak de bijvoeglijke naamwoord meervoud:
un vestido largo

Slide 1 - Question ouverte

Maak de bijvoeglijke naamwoord enkelvoud:
unos ordenadores azules

Slide 2 - Question ouverte

Maak de bijvoeglijke naamwoord meervoud:
La cocina sucia

Slide 3 - Question ouverte

De Bijvoeglijke naamwoord/ El Adjetivo

Slide 4 - Diapositive

Het bijvoeglijke naamwoord/ El adjetivo
• In het Spaans zet je de bijvoeglijke naamwoord bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort!
• Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -A (rosa, lila, naranja) hebben maar één vorm voor het mannelijke, het vrouwelijke en het meervoud. 

Slide 5 - Diapositive

Kies de juiste vorm van de bijvoeglijke nw:
Los ojos.... (marrón)
A
Marronas
B
marrones
C
marrón

Slide 6 - Quiz

los comedores ..... (grande)
A
grandos
B
grande
C
grandes

Slide 7 - Quiz

los niños son .... (simpático)
A
simpático
B
simpáticos
C
simpática

Slide 8 - Quiz

el cuarto de invitados .... (bonito)
A
bonito
B
bonitos
C
bonita

Slide 9 - Quiz

los vestidos .... (rosa)
A
rosos
B
rosas
C
rosa

Slide 10 - Quiz

Woordenschat:
mi profesor lleva....
A
barba
B
siempre

Slide 11 - Quiz

¿Cómo se llama tu ....?
A
padre
B
despacho

Slide 12 - Quiz

Tengo veinticinco .....
A
años
B
algo

Slide 13 - Quiz

Después de clases hago mis deberes en la ...
A
televisión
B
habitación

Slide 14 - Quiz

Welke woord hoort er NIET bij:
simpático- gracioso- rubio- siempre

Slide 15 - Question ouverte

welke woord hoort er NIET bij:
salón- primera planta- domingo- ordenador

Slide 16 - Question ouverte

Het werkwoord Tener (hebben)

Slide 17 - Diapositive

Terugblik
• Bijvoeglijke naamwoord 
•  Woordenschat H3
• de werkwoord TENER

Slide 18 - Diapositive

Vertel in 2 zinnen iets over jezelf/ jouw huis met behulp van:
-werkwoord TENER
-woordenlijst in je WB

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Lien