Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Welke kenmerken van verslaving heb je in dit filmpje gezien?
Slide 2 - Carte mentale
Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.
Slide 3 - Quiz
Wat zijn drugs?
Drugs zijn middelen die gebruik worden om een fijn gevoel te krijgen.
klik op het icoontje voor uitleg.
Ze beinvloeden voornamelijk je hersenen.
Drugs kunnen ook gevaarlijk zijn.
Slide 4 - Diapositive
Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:
1. de hoeveelheid die je inneemt
2. hoe je je op dat moment voelt
3. de omgeving
4. de soort drugs die je gebruikt
Slide 5 - Diapositive
Invloed
Drugs kunnen op verschillende manieren invloed hebben:
Stimulerend
Verdovend
Bewustzijns veranderend
Slide 6 - Diapositive
Stimulerend
- je hartslag gaat omhoog
- je wordt actiever
- spieren spannen zich aan
- bloeddruk gaat omhoog
we noemen dit UPPERS
(cocaine, amfetamine, tabak, koffie)
Slide 7 - Diapositive
Verdovend
Deze middelen werken kalmerend.
Je wordt er rustiger van.
Ademhaling en hartslag gaan omlaag.
we noemen deze drugs DOWNERS
(heroine, GHB, alcohol, slaapmiddelen)
Slide 8 - Diapositive
Verandering van bewustzijn
Sommige middelen hebben invloed op je bewustzijn.
Het bewustzijn neemt dingen waar.
Deze drugs zorgen ervoor dat je dingen anders waarneemt.
Dit soort drugs noemen we TRIPPERS
(denk aan LSD, Hasj, wiet, paddo's)
Slide 9 - Diapositive
3 mogelijke gemoedstoestanden
1: High. Dan ben je opgewekt en energiek/fantasierijk
2: Stoned. Dan ben je loom en ontspannen
3: Flippen, of ''bad trip''. Dan ben je ziek of angstig.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Wat vind jij van het gebruik van lachgas?
Slide 12 - Question ouverte
Hoe noem je stimulerende middelen ook wel?
A
harddrugs
B
partydrugs
C
tripdrugs
Slide 13 - Quiz
wat is hallucineren?
A
dingen zien of horen die er niet echt zijn
B
veel praten
C
diep nadenken
D
het kweken van wiet
Slide 14 - Quiz
Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.
Slide 15 - Quiz
Al je gewoontes samen noem je:
A
genotmiddel
B
leefstijl
C
verslaving
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Vidéo
Een effect van alcohol op de korte termijn is
A
een kater
B
verslaving
C
lichamelijke afhankelijkheid
Slide 18 - Quiz
Jeffrey is verslaafd aan een genotmiddel. Zijn behoefte aan het middel is zo groot, dat hij moet klappertanden en begint te zweten. Wat voor verslaving heeft Jeffrey?
A
een geestelijke verslaving
B
een lichamelijke verslaving
C
een sociale verslaving
Slide 19 - Quiz
Verslaving en gedrag
Verslaving heeft met je eigen gedrag te maken.
Ben je er gevoelig voor om iets te proberen?
Ben je nieuwsgierig?
Durf je risico's te nemen?
Allemaal dingen die een rol spelen bij het gebruik van genotsmiddelen.
Slide 20 - Diapositive
Reflectie
De volgende dia heeft te maken met reflectie.
Dit is het goed nadenken over je eigen gedrag.
Daarvoor gebruik je de draaischijf.
Schrijf het onderwerp op en zet jou reactie erachter.
Je kunt het meerdere keren spelen.
Slide 21 - Diapositive
Reflectie 1
Slide 22 - Diapositive
Dit is de laatste vraag. Wat is het belangrijkste wat je nu hebt geleerd?
Slide 23 - Question ouverte
Einde lessonup
In magister staan een paar opdrachten die ook te maken hebben met verslaving. Roken, gamen of een keuzeonderwerp.