vragen eigen dictaat hfdstk 1 en 2

Herhaling hoofdstuk 1 en 2
Quiz

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling hoofdstuk 1 en 2
Quiz

Slide 1 - Diapositive

Heb het mobieltje bij de hand of ander device (computer)
wij gaan dadelijk werken met Lessonsup
dictaat heb je ook nodig

Slide 2 - Diapositive

Energie

Slide 3 - Carte mentale

wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin

Slide 4 - Quiz

1 MJ = .......... J
A
1 000 000 J
B
1 000 000 000 J
C
1 000 J
D
10 J

Slide 5 - Quiz

730 J =
A
730 000 kJ
B
730 kJ
C
0,73 kJ
D
0,000 73 kJ

Slide 6 - Quiz

Reken om:
250 000 J =
A
250 000 MJ
B
250 MJ
C
0,25 MJ

Slide 7 - Quiz

Reken om:
0,85 MJ =
A
0,000 85 kJ
B
0,85 kJ
C
850 kJ
D
850 000kJ

Slide 8 - Quiz

Wet van behoud van Energie
De som van de energieen voor de omzetting is gelijk aan de som van de energieen erna 

Energiein  = Energieuit

Slide 9 - Diapositive

Welke energie wordt omgezet in lichtenergie bij een zaklamp?
A
chemische energie
B
lichtenergie
C
warmte
D
stralingsenergie

Slide 10 - Quiz

Welke energie-omzetting heb je in een energie-centrale?
A
chemische energie --> elektrische energie
B
wind-energie --> chemische energie
C
elektrische energie --> elektrische energie

Slide 11 - Quiz

De energieomzetting in een batterij is
A
van chemische energie naar strtalingsenergie
B
van zwaarte energie naar kinetische energie
C
van chemische energie naar elektrische energie
D
van elektrische energie naar chemische energie

Slide 12 - Quiz

Chemische Energieen

Totaal vrijgekomen energie =
verbrandingwarmte per eenheid * aantal eenheden
eenheid kan kg, L of m3 zijn.

Totaal vrijgekomen energie =
verbrandingwarmte per kg * aantal kg
Totaal vrijgekomen energie =
verbrandingwarmte per L * aantal L

Slide 13 - Diapositive

Een liter benzine bevat meer energie dan een liter diesel.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Som inleveren
Bij verbranding van hout komt 40 MJ aan energie vrij.
Bereken hoeveel kilogram hout is verbrand
Ech=m.rm
timer
0:45

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Som inleveren
Bij verbranding van aardgas komt 40 MJ aan energie vrij.
Bereken hoeveel m^3 aardgas is verbrand
Ech=m.rm

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Som inleveren
Hoeveel warmte komt er vrij bij verbranding van 3 liter benzine?

Ech=m.rm

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Marcella gaat een kampvuur maken met 700 gram hout (verbrandingswarmte 16 MJ/kg), hoeveel warmte komt er vrij als ze al het hout verbrand?
A
43,75 J
B
11200 kg
C
11200000 J
D
11200 J

Slide 21 - Quiz

P
Eenheid van energie
Vebrandingswarmte van hout
J/s
110000J/m3
Vermogen
Joule
16 MJ/kg
Verbrandingswarmte van Butagas
Watt

Slide 22 - Question de remorquage

Elektrische energie:
E(kWh) = P(kW) .t(uur)
E(J) = P(J). t(s)

Slide 23 - Diapositive

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 24 - Quiz

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 25 - Quiz

Bereken het vermogen als de spanning 15 V en de stroomsterkte 5 A is.
A
75 W
B
3 W
C
0,33 W

Slide 26 - Quiz

een straalkachel van 1250 W staat 4 uur aan. De kachel verbruikt dan ....kWh?
A
5 kWh
B
312,5 kWh
C
5000 kWh
D
3,125 kWh

Slide 27 - Quiz

De wasmachine van de vorige vraag had een energie gebruik van 176 kWh per jaar. Een wasbeurt kost 0,5 kWh.
Hoeveel wassen kun je dan draaien per jaar?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe groot is de stroomsterkte als deze broodrooster aanstaat? Schrijf de volledige berekening op.

Slide 29 - Question ouverte

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 30 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 31 - Question ouverte

Wat vond ik deze les het lastigst?

Slide 32 - Carte mentale