les 5 Zeven minuten na middernacht lessenserie

Donderdag 19 september
Lezen in je boek

Uitleg van spreektaal naar schrijftaal

Aan de slag 


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Donderdag 19 september
Lezen in je boek

Uitleg van spreektaal naar schrijftaal

Aan de slag 


Slide 1 - Diapositive

Zeven minuten na middernacht 



Ga nu verder lezen in het boek.

Huiswerk voor volgende week: minimaal t/m blz. 100 gelezen hebben.

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les
Je leert het verschil tussen spreektaal en schrijftaal en formeel/informeel taalgebruik. 

Slide 3 - Diapositive

Theorie

Slide 4 - Diapositive

Theorie
Zakelijk schrijven is een belangrijke vaardigheid, zowel nu (contact met docenten) als later (hbo, werk). 

Daarnaast is argumenteren een relevant onderdeel binnen het examenprogramma Nederlands.

Slide 5 - Diapositive

Formeel taalgebruik
- Voor mensen die je niet kent of die ouder zijn dan jij.
- Bij een zakelijk gesprek of een zakelijke brief, bij een artikel (inclusief titel).

* U - uw
* Geachte heer/mevrouw,
* Hoogachtend,
* Met vriendelijke groet,


Slide 6 - Diapositive

Informeel taalgebruik
- Voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten

* jij
* Lieve, Voor, Hoi,
* Groetjes, Liefs,


Slide 7 - Diapositive

formele tekst
informele tekst
Meneer waarom was de toets onvoldoende want ik heb echt vet lang geleerd
Red het niet. Tot morgen
Kunt u nog een keer het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde uitleggen?
Verleden week verwonderde ik mij over een artikel in de Leeuwarder Courant, waarin werd beschreven hoe de toekomst vormgegeven wordt
Ik vind dat vak gewoon niet leuk.
Hoi meneer,
Ik ben morgen iets later in de les, omdat ik naar de ortho moet.
Ik begrijp uw reactie echter niet.

Slide 8 - Question de remorquage

Tip: let op zinslengte
Prettige lengte van een zin: tussen de 10-15 woorden.

Tips:
  • maak meerdere zinnen van 1 zin;
  • gebruik komma’s;
  • Wissel van volgorde als dat de zin verduidelijkt.


Slide 9 - Diapositive

Verkennen
Stopwoorden zijn woorden die je gebruikt zonder dat ze echt betekenis hebben. Bijvoorbeeld zeg maar, eigenlijk, je weet wel. 



Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Welke stopwoorden gebruik jij vaak?

Slide 12 - Carte mentale

Welke stopwoorden vind jij irritant?

Slide 13 - Carte mentale

Waarom gebruiken mensen stopwoorden?

Slide 14 - Carte mentale

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 3, 4, 5, 8 op bladzijde 28/29. 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? maken Humor en Spot blz. 80/81 opdracht 3-7

Gebruik de theorie op bladzijde 72-73

Schrijf op in je agenda: Dinsdag 24-9 maken spreektaal blz. 28/29 opdr. 3,4,5,8. EN humor blz. 80/81 opdr. 3-7. 

Slide 15 - Diapositive

Einde van de les! Ik ken het verschil tussen spreektaal en schrijftaal.
nee, sorry
een beetje
ja enigszins
goed genoeg voor een s.o.

Slide 16 - Sondage

Dinsdag 24 september
Bespreken huiswerk:
Spreektaal blz. 28/29 opdr. 3,4,5,8. 

Humor blz. 88/89 opdr. 3-7. 

Lezen tm blz. 100 zelfstandig

Spelletje??

Slide 17 - Diapositive