11.1

11.1 ETEN
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

11.1 ETEN

Slide 1 - Diapositive

Hoe kauwen dieren?
• planteneters bijvoorbeeld koeien hebben plooikiezen.
• vleeseters bijvoorbeeld een hond, hebben grote scherpe hoektanden en knipkiezen
• Alleseters, mensen hebben snijtanden en knobbelkiezen.

Slide 2 - Diapositive

Welk dier heeft de langste darmen?
Verteren is het klein maken van voedsel. Dit gebeurt in het verteringsstelsel.

PLanten verteren is moeilijk dit lukt alleen als het voedsel lang in het verteringsstelsel zit.
Planteneters hebben een extra lang verteringsstelsel. Daarom heeft een koe ook een dikke buik.

Het verteringsstelsel van een mens in middellang, omdat wij alleseters zijn.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Energiebalans
E:Energie
B: Beweging
T: Temperatuur
P: Maken van nieuwe cellen
U: Poep, urine, zweet

Slide 8 - Diapositive

0

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

eten van eencellige dieren
Endocytose, Exocytose

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Osmose, Diffussie
Osmose: Het passeren van de stof water

Difussie: Het passeren van de stoffen zuurstof en koolstofdioxide

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?

Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving

Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier

Maken van bittere stoffen (soms giftig!)

Stekels zoals de roos

Brandnetels


Slide 15 - Diapositive

Wat betekent endocytose?
A
Het opnemen van eencellig voedsel
B
Het afgeven van eencellig voedsel
C
Het eten van een eencellig plantje
D
Het verteren van een eencellig plantje

Slide 16 - Quiz

Wat betekent actief transport?
A
het kost het dier geen energie
B
het kost het dier energie
C
geen energie en gaat via kanalen in het celmembraan
D
energie en het gaat via kanalen in het celmembraan

Slide 17 - Quiz

Wat betekent passief transport?
A
het kost het dier geen energie
B
het kost het dier energie
C
geen energie en gaat via diffusie
D
energie en het gaat via diffusie

Slide 18 - Quiz

Wat is diffusie?
A
Het passeren van een stof, bijv. zuurstof
B
Het passeren van een stof, bijv. koolstofdioxide
C
Het passeren van de stoffen zuurstof en koolstofdioxide
D
Het passeren van stoffen

Slide 19 - Quiz

Wat is osmose?
A
Het passeren van een stof, bijv. zuurstof
B
Het passeren van een stof, bijv. water
C
Het passeren van de stoffen zuurstof en water
D
Het passeren van opgeloste stoffen

Slide 20 - Quiz

Wat kun je aan het gebit van dieren zien?
A
In welke omgeving het dier leeft.
B
Wat voor voedsel een dier eet
C
Wat een dier lekker vindt
D
Hoe groot een dier is.

Slide 21 - Quiz

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 22 - Quiz

Planteneters eten plantaardig voedsel. Plantaardig voedsel is
A
gemakkelijk te verteren
B
moeilijk te verteren
C
niet te verteren

Slide 23 - Quiz

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Plantenetesr

Slide 24 - Quiz

Een dier heeft plooikiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 25 - Quiz

Welke geeft fotosynthese aan
A
glucose+koolstofdioxide->water+ zuurstof
B
koolstofdioxide+water->glucose+zuurstof
C
Zuurstof+glucose->water+koolstofdioxide
D
zon+koolstofdioxode->glucose+water

Slide 26 - Quiz

Andere organismen die lijken op een ander gevaarlijk dier heet:
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Bedekken

Slide 27 - Quiz