Nederland van 1848 tot 1914: Werken en Wonen

Nederland van 1848 tot 1914
1.2 Werken en Wonen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederland van 1848 tot 1914
1.2 Werken en Wonen

Slide 1 - Diapositive

Industrialisatie 

Slide 2 - Diapositive

Industrialistatie
  • Tweede helft 19e eeuw:  fabrieken werden gebouwd in of bij steden
  • machines draaiden op stoomkracht= stoommachine
  • Gevolg? Snel en veel producten produceren

Dit proces noemen we industrialisatie= Het proces waarbij steeds meer dingen door machines in plaats van mensen 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Gevolgen Industriële Revolutie
Positief:
- Meer productie
- Nieuwe producten en uitvindingen
- nieuwe groep mensen in de samenleving: arbeiders
Negatief:
- Milieu
- Sociale Kwestie
- Omstandigheden arbeiders: lange dagen, zwaar werk, weinig betaald, kinderarbeid
- Woonsituatie: krotten, groot gezin in een klein huis en weinig hygiënische voorzieningen

Slide 5 - Diapositive

Waarom durfden de arbeiders eerst niet in opstand te komen
A
Bang voor meer uren werken
B
Bang voor geweld
C
Bang voor ontslag

Slide 6 - Quiz

Wie helpt de arbeiders? 
  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
  • Gevolg staking? Werk ligt stil, dit kost geld
  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden= organisaties die namens een grote groep arbeiders onderhandelen met fabrikanten

Slide 7 - Diapositive

Wat is een vakbond?
A
Overkoepelende werknemersorganisaties
B
Een vakbond is een organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers
C
Vereniging voor afzonderlijke bedrijfstaken
D
Geen idee

Slide 8 - Quiz

Verandering via vakbond
  • Alleen staken werkt niet, gezamenlijk staken wel! 
  • Vakbonden: organisatie die opkomst voor de belangen van werknemers
  •  Bij staking en ziekte betaalt de vakbond wat geld uit aan leden.  

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Verandering via revolutie 
  • Karl Marx: alle mensen moeten gelijkwaardig zijn. Alles moet van iedereen zijn!
  • Geen armoede, geen rijkdom, geen macht en machteloosheid= iedereen gelijk

  • Arbeiders moeten (met geweld) in opstand komen tegen de rijken die de macht hebben. 
     
  • Communisme  

Slide 11 - Diapositive

Wat was het idee van Karl Marx?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Vidéo

Wat is communisme?
A
Politiek streven om alle rijkdom en bezit aan één iemand te geven.
B
Politiek streven om alle rijkdom en bezit aan alle vrouwen te geven, zodat alle vrouwen het goed hebben.
C
Politiek streven om alle rijkdom en bezit te verdelen, zodat iedereen in alles gelijk is.
D
Dat is een wapen waarmee werd gevochten in de oorlog.

Slide 14 - Quiz

Verandering via het parlement
  • Sociaaldemocraten, willen geen revolutie, maar verandering via wetgeving.

  • Streven ook naar een eerlijkere verdeling van de macht en rijkdom (meer belasting betalen voor meer voorzieningen= profijt voor iedereen).

  • Algemeen kiesrecht was noodzakelijk om dit doel te bereiken
SOCIALISME

Slide 15 - Diapositive

Wat is socialisme?
A
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk vrijheid
B
Streven naar een maatschappij zonder bestuur
C
Streven naar een samenleving waarin mensen een bestuur kiezen
D
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk gelijkheid

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Waarin verschilt het socialisme van het communisme
A
Socialisten willen geweld gebruiken
B
Socialisten willen hulp via sociale wetten
C
Socialisme wou een samenleving zonder bezit
D
Socialisten streven naar een vrijemarkteconomie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Pieter Jelles Troelstra
  • Socialist
  • Een van de oprichters van
      de SDAP. (Sociaal- 
      Democratische
      Arbeiderspartij
    )
  • Betere levensomstandigheden arbeiders
  • Algemeen kiesrecht= ook arbeiders konden dan stemmen en opkomen voor het belang van de arbeiders

Slide 20 - Diapositive


Pieter Jelles Troelstra was een .. 
A
Liberaal
B
Socialist
C
Communist
D
Confessioneel

Slide 21 - Quiz

Bij welke partij hoorde Pieter Jelles Troelstra?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
RKSP
D
SDAP

Slide 22 - Quiz

Wat houdt 'algemeen kiesrecht' in?
A
Stemrecht voor vrouwen
B
Stemrecht voor mannen die veel belasting betalen
C
Stemrecht voor mannen die daarvoor 'geschikt' waren.
D
Stemrecht voor mannen én vrouwen

Slide 23 - Quiz

De sociale kwestie
De sociale kwestie = de discussie over de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. 
De sociale kwestie leidde tot het invoeren van sociale wetten

KA 32:  Discussies over de sociale kwestie

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Sociale kwestie
Het probleem van de armoede en de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industrialisatie.

Veel mensen waren aangewezen tot liefdadigheid van de kerk of een klein deel van de rijke burgerij.

Slide 26 - Diapositive

Vakbonden
Liefdadigheid
  • Leefomstandigheden 

  • Hulp van kerken of rijken. 

  • Armenwet (1854): liefdadigheidsinstellingen moesten voor armen zorgen. 

  • Te veel armoede: hulp voor iedereen bleek onmogelijk.
  • Werkomstandigheden

  • Samen sta je sterker.

Slide 27 - Diapositive

De eerste sociale wetten
  • De Armenwet (1854): steun van overheid bij armoede
  • Het ‘Kinderwetje van Van Houten’ (1874): wet tegen kinderarbeid (maar slecht gecontroleerd
  • De Leerplichtwet (1901): leerlingen van 6 tot 12 moesten naar school (wel gecontroleerd)
  • Woningwet (1901): woning moet van redelijke kwaliteit zijn (krot onbewoonbaar verklaren en meebetalen aan de bouw)
  • Ongevallenwet (1901): arbeiders die niet meer kunnen werken krijgen een uitkering

Slide 28 - Diapositive

Sociale wetten zijn ...

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 29 - Quiz