3H - Bron H- 25/4 - c.5 ed.6

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

BONJOUR

tout le monde!!

                   Attention!

• Ga zitten volgens plattegrond
• Leg je boek en iPad op tafel
• iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

BONJOUR

Ga zitten en pak je schrift. Lees onderstaande zinnen goed door. Beantwoord daarna de vragen.

1. Nous achetons beaucoup de riz.

2. Paula est allée en Espagne.

3. Tu as parlé avec le prof?

4. Il aime les pommes et les oranges.

5. Elles sont venues à la fête.

6. Ma mère achète de la salade.

7. Hier soir, nous sommes tombés.

A. In welke zin(nen) staat een passé composé?

B. In welke zin(nen) vind je een delend lidwoord?

KLAAR? Log alvast in op LessonUp

Discuter

Vergelijk je antwoorden met die van je buur. Bespreek de zinnen samen.

1. Nous achetons beaucoup de riz.

2. Paula est allée en Espagne.

3. Tu as parlé avec le prof?

4. Il aime les pommes et les oranges.

5. Elles sont venues à la fête.

6. Ma mère achète de la salade.

7. Hier soir, nous sommes tombés.

A. In welke zin(en) staat een passé composé?

B. In welke zin(nen) vind je een delend lidwoord?

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

Aujourd'hui

Mardi 25 mars

1.  But                                

2.  Accord

3. Verbe venir  

4. Travail individuel

5. Evaluation                   

But: ik weet wat het werkwoord venir betekent.

Ik ken een aantal vormen van het werkwoord venir in de présent.

Ik ken een aantal vormen van het werkwoord venir in de passé composé.

Kijk goed naar onderstaande zinnen. Leg uit waarom de onderstreepte letters aan het voltooid deelwoord zijn toegevoegd.

2. Paula est allée en Espagne.

3. Tu as parlé avec le prof?

5. Elles sont venues à la fête.

7. Hier soir, nous sommes tombés.

KLAAR? Log alvast in op LessonUp

Discuter

Bespreek je antwoord met je buur.

2. Paula est allée en Espagne.

3. Tu as parlé avec le prof?

5. Elles sont venues à la fête.

7. Hier soir, nous sommes tombés.

ACCORD

Heb je als hulpww ÊTRE (= zijn) dan moet je het voltooid deelwoord aanpassen.   Dit gebeurt alleen bij être

mnl enk: Amir est allé au Maroc.                                          (-)        

vrl enk:    Émilie est allée en France.                                   (+e)

mnl mv:  Amir et Jamel sont allés en Tunisie.                (+s)

vrl mv:     Émilie et Odette sont allées en Espagne.     (+es)

Wat is juist?

1. Il est allé
2. Elle est allé
3. Elles sont allées
4. Je suis allée

Wat is juist?

1. Nous sommes tombé
2. Nous sommes tombés
3. Nous sommes tombée
4. Nous sommes tombées

Wat is juist?

1. Je suis venu
2. Je suis venue
3. Je suis venus
4. Je suis venues

Wat is juist?

1. Ils sont parti
2. Ils sont partie
3. Ils sont partis
4. Ils sont parties

p

a

s

s

é

c

o

m

p

o

s

é

Hulp werkwoord être

Extra 'e' bij vrl.

Extra 's' bij mnl.

Travail individuel

Quoi	Ex: 29ab, 30abc
Comment	In je boek vanaf blz. 36
Aide	groene blokjes op p.36/37/ iPad
Prêt?	- Kijk je werk na met de LessonUp 'corriger' - Ga naar www.verbuga.eu tijd: présent + passé composé werkwoord: venir

Evaluation

But:  

• ik weet wat het werkwoord venir betekent.
  
• Ik ken een aantal vormen van het werkwoord venir in de présent.
  
• Ik ken een aantal vormen van het werkwoord venir in de passé composé.

Wat is de vertaling van het werkwoord
VENIR?

Kies de juiste vorm
(présent) Je .... demain.

1. viens
2. venons
3. viennent

Kies de juiste vorm
(présent) Nous .... ensemble.

1. vient
2. venons
3. venez

Kies de juiste vorm
(passé composé) Elle .... seul.

1. es venu
2. es venue
3. est venue
4. est venu

Kies de juiste vorm
(passé composé) Je .... à la fête.

1. est venu
2. suis venu
3. sommes venus
4. suis venue