Kapitel 3_samenvatting

Willkommen!
Kom rustig binnen.
Pak je spullen er alvast bij.
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Willkommen!
Kom rustig binnen.
Pak je spullen er alvast bij.

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?




- Herhaling / samenvatting






















Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Du oder Sie?

Slide 4 - Diapositive

Du oder Sie?

Slide 5 - Diapositive

Du oder Sie?

Slide 6 - Diapositive

Kapitel 3: zinsontleding 
In het Duits: 
  • Wie/wat + gezegde = het onderwerp (1e naamval)
  • Wat + gezegde + onderwerp = het lijdend voorwerp (4e naamval)
  • Aan/voor wie + gezegde + onderwerp = het meewerkend voorwerp (3e naamval)

Slide 7 - Diapositive

der-Gruppe:
dies... - deze          manch... - sommige
welch... - welke     jed... - elke
solch... - zulke       all... - alle

der/ein-Gruppe
M
V
O
MV
1e
der / ein-

die / eine

das -es / ein-

die / keine

3e
dem / einem

der / einer

dem / einem

den / keinen
+n achter znw
4e
den / einen

die / eine

das -es / ein-

die / keine

ein-Gruppe:
mein - mijn    unser - onze
dein - jouw     euer - jullie
sein - zijn         ihr - hun
ihr - haar          Ihr - uw

Slide 8 - Diapositive

 DER-Gruppe und EIN-Gruppe

DER-Gruppe:
de bepaalde lidwoorden (der, die, das) en dies-, jed-, manch-, solch-, all- en welch-.

EIN-Gruppe:
ein-, kein- en de bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer / eure, ihr- en Ihr-.

Slide 9 - Diapositive

Het kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen
Hoe ontleden we deze zin?

Slide 10 - Diapositive

Kapitel 3: zinsontleding 
Het kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen.
  1. geeft = gezegde
  2. Wie/wat geeft? - het kind = het onderwerp
  3. Wat/wie geeft het kind? - een bos bloemen = het lijdend voorwerp
  4. Aan wie geeft het kind een bos bloemen? - de lieve vrouw = het meewerkend voorwerp
In het Duits staat ieder zinsdeel in een naamval. 

Slide 11 - Diapositive


Macht jetzt selbstständig die Übungen







Slide 12 - Diapositive