Chapitre 7 -Delend lidwoord

Salut et bienvenue! 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Salut et bienvenue! 

Slide 1 - Diapositive

Grammatica

Nieuw onderwerp! 
Het delend lidwoord

Slide 2 - Diapositive

Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord; j 'achète DES pommes

Slide 3 - Diapositive

Vormen van het delend lidwoord

du     = voor mannelijke woorden   = du coca
de la= voor vrouwelijke woorden   = de la limonade
de l'  = bij klinker of h                            = de l'eau
des   = meervoud                                   = des pommes

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in

de / d' in  2 gevallen, namelijk

1. Na een ontkenning: 

(2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft)

Slide 7 - Diapositive

 EXEMPLES
Je bois de l'eau                                   Je ne bois pas d'eau

Elle mange de la viande                  Elle ne mange pas de viande


Slide 8 - Diapositive

Résumé
ontkenning?  DE of D'

Anders: DU, DE LA, DE l' of DES
 


Slide 9 - Diapositive

Even oefenen...

Slide 10 - Diapositive

Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen (le, la, les, ...)?
A
ja!
B
nee!

Slide 13 - Quiz

Het delend lidwoord kun je vertalen in het Nederlands
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Je mange ..... poisson (m).

A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 15 - Quiz

Elle boit un verre ..... eau minérale
A
de
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 16 - Quiz

Il adore .... chewing- gum (m)
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 17 - Quiz

Elle mange beaucoup ..... salade (v).

A
de
B
du
C
de l'
D
de la

Slide 18 - Quiz


Je ne prends pas.......fromage.
A
de
B
du
C
d'
D
des

Slide 19 - Quiz

Tu vas faire:
Ex. 30a,c,d,e
31 a,c,d,e
32 hiervoor krijg je een woordenboek.
Je zoekt 2 synoniemen in het Frans voor het woord dat is gegeven .
Klaar?
Maak op een apart blaadje ex. 33 en lever in.

Slide 20 - Diapositive

Maak op een apart blaadje en lever in:

Slide 21 - Diapositive

Je ne bois pas du coca.
A
B

Slide 22 - Quiz

Il mange des cérises
A
B

Slide 23 - Quiz