Tijdvak 9 Wereldoorlogen en crisis

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Tijdvak 9 Wereldoorlogen en crisis

A

Economische crisis

De gele dia's maak je zelfstandig.

De blauwe dia's maak je samen in overleg. 

Leg uit wat de woorden 'Industriële revolutie' (even Googelen) en 'mechanisatie' met elkaar te
maken hebben.

Kijk goed naar bron 1 op blz. 89.
Ook zonder uitleg kun je door goed te kijken begrijpen waar bron 1 over gaat. A. Wat valt jou op?
B. Hoe zie je dat in bron 1?

Kijk goed naar bron 1 op blz. 89.
Ook zonder uitleg kun je door goed te kijken begrijpen waar bron 1 over gaat. A. Wat valt jou op?
B. Hoe zie je dat in bron 1?

Kijk goed naar bron 2 op blz. 89
A. Vertaal de reclametekst bovenin.
B. Leg de relatie nu uit met de economische crisis in Chicago in 1930.
C. Leg uit waarom iets verkopen op afbetaling toch riskant kan zijn voor de fabrikant.

Kijk goed naar bron 2 op blz. 89
A. Vertaal de reclametekst bovenin.
B. Leg de relatie nu uit met de economische crisis in Chicago in 1930.
C. Leg uit waarom iets verkopen op afbetaling toch riskant kan zijn voor de fabrikant.

lees de volgende bron

"In de tijd van mijn vader werd er geld gespaard totdat er genoeg was om iets te kopen. Maar vandaag kunnen we voor bijna alles geld lenen. Luxe spullen zijn er genoeg en met geleend geld wordt het allemaal gekocht. Zelfs als het niet zeker is of het terugbetaald kan worden".  

A. Leg uit wat er veranderde in het koopgedrag.
B. Je kan geld lenen bij de bank maar hoe kan de bank daaraan verdienen?
C. Welk risico loopt de bank als ze geld uitlenen?

Bedenk waarom er in een vrije markt de prijzen gaan dalen als er een groot aanbod van dezelfde producten zijn.

Bedenk waarom er in een vrije markt de prijzen gaan dalen als er een groot aanbod van dezelfde producten zijn.

Sleep de juiste kenmerken naar het juiste vak.

Roaring Twenties

Economische crisis

Zwarte donderdag

stijgende productie

Veel nieuwe producten zoals auo's, stofzuigers en koelkasten werden gekocht.

Aandelen worden massaal verkocht

Wat gebeurde er op Zwarte Donderdag, 24 oktober 1929?

Noem twee redenen waarom veel Amerikanen in financiële problemen kwamen na zwarte donderdag 1929.

Economische wereldcrisis

Amerikaanse banken failliet

Producten worden goedkoper

beurshandelaren worden ongerust

Zwarte donderdag

Noem twee redenen waarom veel Amerikanen in financiële problemen kwamen na zwarte donderdag in 1929.

Tijdvak 9 Wereldoorlogen en crisis

B

Crisispolitiek

De gele dia's maak je zelfstandig.

De blauwe dia's maak je samen in overleg. 

Wat hield de New Deal van Roosevelt in?

Benoem drie maatregelen van de New Deal.

Bekijk de spotprent goed.
a. Wat betekent het woord spot? (Googlen).
b. Is de tekenaar voor of tegen de New Deal?
Leg je antwoord uit met twee beeldelementen.
(ik zie in de bron.........dat betekent.........)

Bekijk de spotprent goed.
a. Wat betekent het woord spot? (Googlen).
b. Is de tekenaar voor of tegen de New Deal?
Leg je antwoord uit met twee beeldelementen.
(ik zie in de bron.........dat betekent.........)

Bekijk de bron. Waarvoor staan de elementen op de spotprent symbool? Maak de juiste combinaties

De man die water draagt

De pomp

Het water

Geld

De burgers

De New Deal

Economische crisis

Werkloosheid

New Deal

devaluatie dollar

landbouwcrisis

beurskrach

consumptie met geleend geld

aanleg openbare werken

Kijk goed naar afbeelding 5 en 6op blz. 91.
Leg per afbeelding uit welke maatregel de regering nam om de crisis te bestrijden. Beschrijf ook steeds wat je ziet op de afbeelding en lees de teksten daarbij.

Kijk goed naar afbeelding 5 en 6 op blz. 91.
Leg per afbeelding uit welke maatregel de regering nam om de crisis te bestrijden. Beschrijf ook steeds wat je ziet op de afbeelding en lees de teksten daarbij.

Kijk goed naar de afbeelding. Deze staat ook in je boek op blz. 91
De foto is gemaakt in Amsterdam.
a. Wat zien we hier gebeuren?
b. In welk jaar was dat?
c. Welke maatregel neemt de regering hier om de crisis te bestrijden??

Lees tekst 6 en 8 nog eens door.
a. Wat is de overeenkomst tussen de New Deal van Roosevelt en de maatregelen van Hitler?
b. Wat is een verschil tussen de New Deal van Roosevelt en de maatregelen van Hitler?

Lees tekst 6 en 8 nog eens door.
a. Wat is de overeenkomst tussen de New Deal van Roosevelt en de maatregelen van Hitler?
b. Wat is een verschil tussen de New Deal van Roosevelt en de maatregelen van Hitler?

Bekijk afbeelding 8 goed op blz. 92
a. Waarom staan er werklozen op deze verkiezingsposter?
b. Leg uit dat de beurscrisis in 1929 in Amerika een keerpunt was in de geschiedenis en gebruik deze afbeelding in je antwoord.

Bekijk afbeelding 8 goed op blz. 92
a. Waarom staan er werklozen op deze verkiezingsposter?
b. Leg uit dat de beurscrisis in 1929 in Amerika een keerpunt was in de geschiedenis en gebruik deze afbeelding in je antwoord.

Tijdvak 9 Wereldoorlogen en crisis

C

Nationalisme in koloniën

De gele dia's maak je zelfstandig.

De blauwe dia's maak je samen in overleg. 

Beschrijf met de woorden 'infrastructuur' en 'onderwijs' wat de kolonisatoren in de koloniën wilde bereiken.

Beschrijf met de woorden 'infrastructuur' en 'onderwijs' wat de kolonisatoren in de koloniën wilde bereiken.

Leg uit hoe het onderwijs in de koloniën leidde tot het ontstaan van inheems nationalisme.

Leg uit hoe het onderwijs in de koloniën leidde tot het ontstaan van inheems nationalisme.

In het boek staan vier oorzaken voor de snelle groei van nationalistische bewegingen in de koloniën. Welke woorden kun je invullen?
1. O.................zorgt voor kritisch D.................. 3. Inh.................vechten in de ............................
2. J................komt H.................................... 4. De E.....C......zorgt voor W..............................

In het boek staan vier oorzaken voor de snelle groei van nationalistische bewegingen in de koloniën. Welke woorden kun je invullen?
1. O.......................zorgt voor D.................. 3. In.......................vechten in de ..............................
2. J................komt H.................................... 4. De E.....C......zorgt voor W...................................

Kijk goed naar afbeelding 9 op blz. 93.
a. Welke nationaliteit zouden deze kinderen kunnen hebben?
b. Wat hangt er aan de muur?
c. Waarom is dat misschien vreemd?
d. Wat is de relatie tussen deze foto en de opkomst van het nationalisme?

Kijk goed naar afbeelding 9 op blz. 93.
a. Welke nationaliteit zouden deze kinderen kunnen hebben?
b. Wat hangt er aan de muur?
c. Waarom is dat misschien vreemd?
d. Wat is de relatie tussen deze foto en de opkomst van het nationalisme?

Op deze bron zien we van links naar rechts: Engeland, Duitsland, Rusland, Frankrijk
en Japan.
a. Wat doen de landen op deze tekening?
b. Welk begrip past hier goed bij?
c. In welk jaar zou deze tekening gemaakt zijn. Kies uit 1900, 1929 of 1945 en leg
je keuze duidelijk uit.

Op deze bron zien we van links naar rechts: Engeland, Duitsland, Rusland, Frankrijk
en Japan.
a. Wat doen de landen op deze tekening?
b. Welk begrip past hier goed bij?
c. In welk jaar zou deze tekening gemaakt zijn. Kies uit 1900, 1929 of 1945 en leg
je keuze duidelijk uit.

a. wat zien we op deze bron gebeuren?
Ik zie in de bron.........dat betekent.................
b. Welke begrippen passen hier goed bij?

a. wat zien we op deze bron gebeuren?
Ik zie in de bron.........dat betekent.................
b. Welke begrippen passen hier goed bij?

Vragen bij tekst 

10 en 11

Blz. 94

Wat is nationalisme?

1. Trost zijn op je eigen volk en land en andere volken minachten.
2. Trots zijn op iedereen die niet in jouw land woont.
3. Trots zijn op jouw eigen voetbalclub en andere clubs minachten.
4. Trots zijn op je eigen prestaties en andere mensen minachten.

Benoem een overeenkomst en een verschil tussen Gandhi en Soekarno.

Kijk naar afbeelding 10 en 11 op blz. 94.
a. Op welke twee manieren verzetten de nationalisten zich tegen de Europese overheersing?
b. Welke manier vind jij het beste? Leg je antwoord duidelijk uit.

Lees het fragment van de petitie op blz. 94. Wat bedoelen de schrijvers met,
a. 'een rechteloos onderdeel van het rijk'
b. 'zal het volk zijn stem moeten verheffen'

Waarom zou Ghandi ervoor kiezen om geweldloos te protesteren?