Politiek 3LVG

Politiek 
 1-2-3-4-5-6 

Let op: alles wat je doet en invult in LessonUp kan ik ook zien. Doe het dus zo serieus mogelijk. Daar leer je ook het meeste van :)

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Politiek 
 1-2-3-4-5-6 

Let op: alles wat je doet en invult in LessonUp kan ik ook zien. Doe het dus zo serieus mogelijk. Daar leer je ook het meeste van :)

Slide 1 - Diapositive


Wat is politiek?
A
Het maken van keuzes en nemen van besluiten over het land, provincie en gemeente
B
Alle politici en ambtenaren bij elkaar
C
Democratie
D
Het recht om te mogen stemmen

Slide 2 - Quiz

Wel van algemeen belang 
Niet van algemeen belang 
Veiligheid op straat 
Folders bezorgen in Vinkhuizen
Goede gezondheidszorg 
Kapotte brievenbus in Groningen
Goede treinverbindingen 
Goed onderwijs op de LVG

Slide 3 - Question de remorquage


Wie hoort er niet bij de overheid?
A
Mark Rutte
B
Ambtenaren
C
Politieagent
D
Burgers

Slide 4 - Quiz

Directe democratie

Indirecte democratie

Iedereen mag stemmen 
Je gaat naar de stembus om over een wet te stemmen 
Er is een volksvertegenwoordiging 
Referendum
Stemmen op een partij
Nederland is een..

Slide 5 - Question de remorquage


Wat is te zien op het filmpje?
A
Compromissen
B
Actief kiesrecht
C
Passief kiesrecht
D
Volksvertegenwoordiging

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het woord?

compromis
A
uitleggen
B
bijna
C
massaal
D
oplossing waarbij iedereen een beetje toegeeft

Slide 7 - Quiz

"Vrije verkiezingen" betekent dat ...
A
je niemand hoeft te vertellen wat je stemt
B
iedere partij mag meedoen
C
iedereen mag stemmen op wie hij/zij wil
D
je zelf mag weten of je gaat stemmen

Slide 8 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat je
A
mag stemmen
B
kandidaat mag zijn
C
niet mag stemmen
D
alleen onder begeleiding mag stemmen

Slide 9 - Quiz

Nummer één op de verkiezingslijst van een partij
A
minister-president
B
premier
C
minister
D
lijsttrekker

Slide 10 - Quiz

Welk kenmerk hoort NIET bij linkse partijen?
A
Gelijkwaardigheid
B
De overheid zorgt alleen voor veiligheid
C
Opkomen voor zwakkeren
D
Passieve overheid

Slide 11 - Quiz

Een rechtse partij
A
wil opkomen voor de zwakkeren
B
is voor een een sterke, actieve overheid
C
is voor orde en gezag
D
wil dat bedrijven veel belasting betalen

Slide 12 - Quiz

Welk kenmerk hoort NIET bij rechtse partijen?
A
Eigen verantwoordelijkheid
B
Passieve overheid
C
Alle mensen moeten gelijke kansen hebben
D
De overheid zorgt voor veiligheid

Slide 13 - Quiz

Een linkse partij
A
is voor veel economische vrijheid
B
vindt de zorgen om het milieu overdreven
C
wil dat de uitkeringen zo laag mogelijk zijn
D
vindt dat iedereen goede zorg verdient

Slide 14 - Quiz

Welke partij noemen we geen middenpartij?
A
CDA
B
SP
C
ChristenUnie
D
D66

Slide 15 - Quiz

Links
Midden
Rechts
PvdD
FvD
CU
D66
PVV
SP
Gelijkheid
Overleg/
samenwerking
Vrijheid

Slide 16 - Question de remorquage


Wat is geen politieke stroming?
A
Liberalisme
B
Liberaal-Socialist
C
Christen-Democratie
D
Sociaal-Democratie

Slide 17 - Quiz


Liberalisme draait vooral om.....
A
naastenliefde en religie
B
vrijheid
C
milieu
D
gelijkwaardigheid

Slide 18 - Quiz


Christen- democratie Draait vooral om....
A
naastenliefde en religie
B
vrijheid
C
milieu
D
gelijkwaardigheid

Slide 19 - Quiz


Sociaal-democratie draait vooral om.....
A
naastenliefde en religie
B
vrijheid
C
milieu
D
gelijkwaardigheid

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het dagelijks bestuur van ons land?
A
Regering
B
Tweede Kamer
C
Parlement
D
Gemeenteraad

Slide 21 - Quiz

Welke uitspraak is ONJUIST over de politieke rol van de koning?
A
De koning zit in de regering
B
De koning mag politieke uitspraken doen
C
De koning leest op Prinsjesdag de Troonrede voor
D
De koning ondertekent alle wetten

Slide 22 - Quiz

is de leider van de groep ministers
zit in de regering en is verantwoordelijk voor 1 bepaalde taak
Een groep mensen die dezelfde ideeen hebben over hoe het land gereerd moet worden. 
Is het dagelijks bestuur van het land. 
minister
minister president
regering
politieke partij

Slide 23 - Question de remorquage

In Nederland kunnen ministers:
A
nooit deel uit maken van het parlement
B
ook in de Eerste Kamer zitten
C
ook in de Tweede Kamer zitten
D
samen een fractie in de Tweede Kamer vormen

Slide 24 - Quiz

bestuurt en deel van de samenleving
ministers en staatssecretarissen samen
De ministers en de koning
onderminister die helpt te besturen 
MINISTER
STAATSSECRETARIS
KABINET
Regering

Slide 25 - Question de remorquage

Wat is een regeerakkoord?
A
Wat de standpunten van een politieke partij zijn
B
Wat de minister wilt dat er gaat gebeuren
C
De plannen van de regering voor de komende jaren
D
Plannen van de koning

Slide 26 - Quiz

Wie schrijft de troonrede?
A
Minister-president
B
Minister van financiën
C
Minister van geldzaken
D
De koning

Slide 27 - Quiz

Het kabinet wordt gecontroleerd door:
A
De regering
B
Ministers
C
Het parlement
D
Europees Parlement

Slide 28 - Quiz

Het parlement is onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt het parlement gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.

Slide 29 - Quiz

Het indienen van een wetsvoorstel noem je?
A
Stemrecht
B
Recht van amendement
C
Recht van initiatief
D
Motierecht

Slide 30 - Quiz

Zet de stappen van het wetsvoorstel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 31 - Question de remorquage

Het woord oppositie van oppositiepartijen betekent...
A
Voorstander
B
Partij in de regering
C
Tegenpartij
D
Eerste Kamer

Slide 32 - Quiz

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 33 - Quiz

Wat betekent "coalitie"?
A
alle partijen in de Tweede Kamer
B
alle regeringspartijen samen
C
de Tweede en Eerste Kamer samen
D
alle oppositiepartijen samen

Slide 34 - Quiz

Wetsvoorstellen kunnen worden gemaakt door
A
ministers en Eerste-Kamerleden
B
ministers
C
Tweede-Kamerleden
D
ministers en Tweede-Kamerleden

Slide 35 - Quiz

Een Kamerlid dat een wijziging in een wetsvoorstel wil, maakt gebruik van het ...
A
recht van initiatief
B
recht van motie
C
recht van interpellatie
D
recht van amendement

Slide 36 - Quiz

Welk recht valt onder de controlerende taak van de Tweede Kamer?
A
enqueterecht
B
recht van amendement
C
recht van initiatief
D
stemrecht

Slide 37 - Quiz

Wat is geen manier om de politiek te beïnvloeden?
A
media-aandacht zoeken
B
zelf een partij oprichten
C
spreekrecht gebruiken
D
thuis discussieren over politiek

Slide 38 - Quiz

Wat is de bedoeling van een rechtsstaat?
A
Macht verdelen
B
Machtsmisbruik tegengaan.
C
Macht aan 1 persoon geven.

Slide 39 - Quiz

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Voert wetten uit
Maakt wetten
Rechtspraak
Eerste en tweede kamer

OM en rechter

Ambtenaren

Slide 40 - Question de remorquage

In welke wet staan de grondrechten omschreven?
A
De hoofdwet
B
De grondwet
C
Strafwet
D
Rechtenwet

Slide 41 - Quiz

Welke drie machten worden er gescheiden bij de trias politica?
A
Wetgevende, wetmakende en rechtsprekende macht
B
Wetgevende, plichtgevende en uitvoerende macht
C
Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.

Slide 42 - Quiz