Herhaling bijvoeglijk naamwoord

Nederlands

Thema 4 - Spelling

Bijvoeglijk naamwoord


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Thema 4 - Spelling

Bijvoeglijk naamwoord


Slide 1 - Diapositive


Deze les 
 Doel: Ik weet de lange en korte vorm van BN.
           Ik herken het stoffelijk BN.

  • Instructie 
  • Aan de slag!
  • Afsluitende quiz

Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je over het
bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Carte mentale



Bijvoeglijk naamwoorden hebben een
  * korte vorm: leuk - groot - duf
  * lange vorm:  leuke - grote - duffe

De vakantie was leuk.
We hadden een leuke vakantie.

Wat valt je op aan de lange vorm?

Slide 4 - Diapositive

Lange vorm van een BN:
* Zet een -e achter het woord: dwars > dwarse
verdubbel de laatste letter + -e achter het woord:
   vet > vette
* haal een a, e, o of u weg + zet -e achter het woord:
  traag > trage
* Verander -f in -v / -s in -z + -e achter het woord:
   grijs > grijze    actief > actieve
* combineer de laatste twee manieren:
   gaaf > gave   waardeloos > waardeloze

Slide 5 - Diapositive



Sommige BN schrijf je met een trema (ë)

Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

presidentieel > presidentiele  > presidentiële

Slide 6 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Stoffelijk BN zegt van welk materiaal iets is gemaakt.
Het heeft 1 vorm en eindigt vaak op -EN:
*  koper > koperen   zilver > zilveren

Behalve als het woord uit een andere taal komt:
plastic  > een plastic tas   en niet >  een plasticen tas

Slide 7 - Diapositive

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 8 - Diapositive

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 9 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 10 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen

Slide 11 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 12 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 13 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden

Slide 14 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 16 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 17 - Quiz

Wat heb je vorige week geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 18 - Question ouverte


Vorige les

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

korte en lange vorm

Het grote huis
Een groot huis





Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Diapositive


Vorige les

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden
  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> corduroy broek





Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Diapositive