Chapter 2 lesson 5

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Lesson plan

Check your answers

Vocab quiz

Grammar

Writing

Homework

Check your answers p35 WB

ex 18

1 Aaron Firestein 

2 Zijn eigen sportschoenen. 

3 Ze zijn uniek. Er staan kunstwerken op. Er staan unieke ontwerpen op. 

4 Op Facebook. 

	tijdens
studie (college)	Zuid-Amerika	nu
Aaron verkoopt zijn eerste custom-made sportschoenen.	x
Aaron heeft zijn eigen bedrijf.			x
Aaron ontmoet Raaja.		x
Aaron bezoekt sloppenwijken voor een project.		x
Aaron krijgt een bijnaam.	x
Aaron heeft plannen om weer nieuwe schoenen te gaan ontwerpen.			x

Platteland

Shape

Fabriek

portemonnee

uitrusting

Bijvoeglijke naamwoorden & Bijwoorden

(Adjectives & Adverbs)

Vandaag...

Werkwoord / Zelfstandig naamwoord

Bijvoegelijk naamwoord / Bijwoord

Doel: aan het einde van de les weten we het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord

en weten we hoe we deze moeten toepassen.

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een

zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen

en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)

Het mooie meisje

Een makkelijk vak

De fantastische show

De groene auto

-> The beautiful girl

-> An easy subject

-> The fantastic show

-> The green car

Bijwoord (adverb)

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.

fietsen - schrijven

praten - kijken

koken - slapen

Bijwoord (adverb)

Madonna sings beautifully.

("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.

("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.

("quickly" zegt iets over de manier van lopen)

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.

beautiful

careful

nice

slow

quick

-> beautifully

-> carefully

-> nicely

-> slowly

-> quickly

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.

Bijwoorden die eindigen op

-le wordt -ly

terrible

horrible

incredible

-> terribly

-> horribly

-> incredibly

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.

Bijwoorden die eindigen op:

medeklinker + -y wordt  -ily

easy

happy

angry

-> easily

-> happily

-> angrily

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.

Bijwoorden die eindigen op:

-ic wordt -ally

fantastic

classic

ironic

-> fantastically

-> classically

-> ironically

Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als bijvoeglijk naamwoord

Good wordt well

He's a good painter. He paints well.

Fast blijft fast

You're a fast runner. You run fast.

Wat is juist?
Een bijwoord eindigt altijd op:

1. -S
2. -ING
3. -LY
4. -ES

Wat is juist?
She is a ..... girl.

1. beautiful
2. beautifully

Wat is juist?
She sings .....

1. beautiful
2. beautifully

Wat is juist?
I can ..... find an exit.

1. easy
2. easily

Wat is juist?
This is an ..... exercise.

1. easy
2. easily

Wat is juist?
Let's have a ..... lunch.

1. quick
2. quickly

Wat is juist?
Some people like to eat very .....

1. quick
2. quickly

Wat is juist?
The rockband played the song .....

1. slow
2. slowly

Wat is juist?
The lead singer is .....

1. slow
2. slowly

Wat is juist?
'The haunting of Hill House' is a ..... series.

1. scary
2. scarily

Wat is juist?
The thieves were ..... walking around.

1. nervous
2. nervously

Wat is juist?
He is always .....

1. nervous
2. nervously

Wat is juist?
The football player made a ..... movement.

1. sudden
2. suddenly

Wat is juist?
Mr Trump ..... fell in the grass.

1. sudden
2. suddenly

Wat is juist?
She thought the boy was very .....

1. nice
2. nicely

Wat is juist?
He spoke ..... to her parents.

1. nice
2. nicely

Wat is juist?
I hope you all made the exercise very .....

1. good
2. well

Ik weet het verschil tussen een bijvoegelijk naamwoord en het bijwoord en kan deze toepassen.

1. ja
2. nee
3. een beetje
4. met hulp

Worktime:

 --> Do: ex 25 and 26 p 40 WB

Homework for Monday

Finish ex 25 and 26

Study Vocabulary G,H, I p 30TB