P1 W37-1 H4

Maatschappijleer
Wat is een pluriforme samenleving?

Week 37 les 1
Ga met je laptop naar LessonUp. App
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maatschappijleer
Wat is een pluriforme samenleving?

Week 37 les 1
Ga met je laptop naar LessonUp. App

Slide 1 - Diapositive

Leg uit wat het vak maatschappijleer inhoudt?
Je mag de woorden 'samenleving' en 'maatschappij' niet gebruiken.

Slide 2 - Question ouverte

Lesdoel
  • Je kunt de begrippen cultuur, normen, waarden en gewoonte uitleggen en daarbij voorbeelden geven
  • Je kunt uitleggen wat sociale cohesie is
  • Je kunt de begrippen dominante- en subcultuur toepassen op een bron


Slide 3 - Diapositive

Inhoud
  • Start opdracht (voorkennis)
  • Lesdoel + inhoud
  • Uitleg
  • Opdrachten: zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting - exit ticket

Slide 4 - Diapositive

De pluriforme samenleving (1) 
  • Een samenleving waarin verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken
   

Slide 5 - Diapositive

De pluriforme samenleving (2) 
Wat is cultuur? En op welke manier verschillen culturen van elkaar?
  • Cultuur: alle normen, waarden, gewoonten en andere cultuurkenmerken die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen.
  • Bijvoorbeeld: plattelandscultuur versus de stadscultuur
   

Slide 6 - Diapositive

De pluriforme samenleving (3) 
Elke cultuur heeft zijn eigen normen en waarden.
  • Waarden: principes die mensen belangrijk vinden in hun leven en die ze daarom nastreven. Bijv.: geluk, vrijheid, geld.
  • Normen: regels over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen. Bijv: je mag niet liegen, je mag niet stelen.
   

Slide 7 - Diapositive

Sociale cohesie
  • Onderlinge samenhang in de maatschappij
  • Sterke sociale cohesie versus zwakke sociale cohesie



Slide 8 - Diapositive

Ik vind een plattelandscultuur fijner dan een stadscultuur.
Geef een argument voor zowel de plattelandscultuur als de stadscultuur.

Slide 9 - Question ouverte

Zelf aan de slag. 
Je gaat nu zelf aan de slag met de opdrachten uit de les. Deze kun je zelfstandig maken op je laptop.
  1. Ga naar Magister (huiswerk) en klik op de link: je komt nu in de les.
  2. Keuze: maak de opdrachten alleen of samen met een klasgenoot.
  3. Volg de slides met uitleg en maak de opdrachten.
  4. Zijn er begrippen onduidelijk? Zoek ze op in het lesboek (H4.1), op internet of vraag de docent.
  5. Klaar? Zoek in Magister naar de studiewijzer en bestudeer deze

Slide 10 - Diapositive

Twee soorten cultuur 
We kijken in dit hoofdstuk naar twee soorten culturen:
  • De dominante cultuur
  • Subculturen

Slide 11 - Diapositive

Dominante cultuur en subcultuur
  • Dominante cultuur: Alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt.
  • Subcultuur: Wanneer binnen een groep bepaalde waarden en normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

  • Cultuurkenmkerken: normen en waarden, symbolen, feestdagen, sport, 
  • Cultuur wordt vaak geassocieerd met beschaving en kunst, maar het begrip heeft dus een veel bredere betekenis.



Slide 12 - Diapositive

Maak de opdrachten
Maak nu de opdrachten. Heb je een vraag? 
Overleg met elkaar of vraag de docent.

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 1: Iedereen maakt deel uit van verschillende subculturen. Welke subculturen zijn dat voor jou?

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht 2a: Noem drie tradities of gewoonten die kenmerkend zijn voor de Nederlandse dominante cultuur.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht 2b: Welke cultuurkenmerken zijn typisch voor de Verenigde Staten? Noem er 3.

Slide 16 - Question ouverte

Opdracht 3. Vergelijk opnieuw de plattelandscultuur met de stedelijke cultuur. Noem van beide 3 kenmerken die tegengesteld zijn.

Slide 17 - Question ouverte

Opdracht 4a. Bekijk de cartoon op bladzijde 121 van je lesboek.
Hoe je naar verschillende culturen kijkt en wat je ervan vindt, hangt af van je referentiekader. Leg dit uit aan de hand
van de definitie van referentiekader (blz. 120) en van de cartoon.

Slide 18 - Question ouverte

Opdracht 4b. De cartoonist laat vrouwen in twee verschillende culturen zien, maar hij ziet ook een overeenkomst.

Slide 19 - Question ouverte

Zelf aan de slag. 
  • Je bent nu klaar met de opdrachten. 
  • Je gaat nu de studiewijzer bestuderen.
  • Ga naar Magister (ELO > bronnen > gedeelde documenten > maatschappijleer > periode 1). 
  • Open de studiewijzer en neem deze door.
  • Kijk naar de deadlines en huiswerk
  • Noteer vragen

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting - exit ticket
Het doel van de les: pluriforme samenleving.
  • Begrippen: sociale cohesie, dominante cultuur en subcultuur
  • Volgende les kijken we naar het begrip culturele diversiteit

Slide 21 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een cultuurkenmerk van de Groningse cultuur

Slide 22 - Carte mentale