Herhaling grammatica unité 3 (3H)

Herhaling grammatica
Lees 5 minuten apprendre 3 (blz. 127) en apprendre 5 (blz. 128) door 
timer
5:00
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling grammatica
Lees 5 minuten apprendre 3 (blz. 127) en apprendre 5 (blz. 128) door 
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

ik denk dat ik de grammatica begrijp
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Slide 3 - Diapositive

Ik heb geschreven
A
j'écris
B
j'ai écrit
C
j'écrivais
D
j'écrirai

Slide 4 - Quiz

Ik zal schrijven
A
j'écris
B
j'ai écrit
C
j'écrivais
D
j'écrirai

Slide 5 - Quiz

Ik schrijf
A
j'écris
B
j'ai écrit
C
j'écrivais
D
j'écrirai

Slide 6 - Quiz

Ik schreef
A
j'écris
B
j'ai écrit
C
j'écrivais
D
j'écrirai

Slide 7 - Quiz

Jij schrijft

Slide 8 - Question ouverte

hij heeft geschreven

Slide 9 - Question ouverte

wij zullen schrijven

Slide 10 - Question ouverte

*Il écrira un texto?
(Antwoord in een hele zin dat hij een appje zal sturen)

Slide 11 - Question ouverte

*Tu as écrit un message?
(Antwoord in een hele zin dat je een bericht geschreven hebt)

Slide 12 - Question ouverte

*Vous écrivez une carte?
(Antwoord in een hele zin dat jullie een kaart schrijven)

Slide 13 - Question ouverte

Welke vier vormen zijn er om een lijdend voorwerp te vervangen (zonder komma, onder elkaar)

Slide 14 - Question ouverte

Je cherche mon stylo.
Ik zoek mijn pen.

Je cherche ma gomme.
Ik zoek mijn gum.

Je cherche mes lunettes.
Ik zoek mijn bril.

* J'adore mon stylo.
Ik ben dol op mijn pen.
Je le cherche.
Ik zoek hem.

Je la cherche.
Ik zoek hem.

Je les cherche.
Ik zoek ze.

* Je l'adore.
Ik ben dol op hem.

Slide 15 - Diapositive

Kies het lijdend voorwerp.
Je cherche mon stylo (ik zoek mijn pen).
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 16 - Quiz

lijdend voorwerp:
Vous connaissez le garçon?
A
oui, je le connais
B
oui, je la connais
C
oui, je l'connais
D
oui, je les connais

Slide 17 - Quiz

Tu as écrit la carte?
A
tu la as écrit
B
tu le as écrit
C
tu l'as écrit
D
tu les as écrit

Slide 18 - Quiz

*Tu as regardé le film?
(antwoord dat je die gezien hebt)

Slide 19 - Question ouverte

*Tu as gagné l'argent?
(antwoord dat je dat verdiend hebt)

Slide 20 - Question ouverte

Je donne ce livre à mon frère.
Ik geef dit boek aan mijn broer.

Il écrit le mail à sa soeur.
Ik schrijf de mail aan zijn zus.

Mon père parle à nos voisins.
Mijn vader praat tegen onze buren.
Je lui donne ce livre.
Ik geef dit boek aan hem.

Il lui écrit le mail.
Hij schrijf (aan) haar de mail.

Mon père leur parle.
Mijn vader praat tegen hen.


Slide 21 - Diapositive

Welke twee vormen zijn er om een meewerkend voorwerp te vervangen?

Slide 22 - Question ouverte

Kies het meewerkend voorwerp.
Je donne ce livre à mon père (ik geef dit boek aan mijn vader).
A
je
B
donne
C
ce livre
D
à mon père

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste optie.
Elle écrit un mail à sa mère --> Elle ... écrit un mail.
A
lui
B
leur

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste optie.
Il écrit un mail à ses cousins--> Il ... écrit un mail.
A
lui
B
leur

Slide 25 - Quiz

*Tu as parlé au professeur de maths?
(antwoord dat je daarmee gepraat hebt)

Slide 26 - Question ouverte

*Tu as donné un cadeau à tes voisins?
(antwoord dat je hun een cadeau hebt gegeven)

Slide 27 - Question ouverte

ik denk dat ik de grammatica begrijp
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Maak nu de D-toets op de site
Ben je nog niet lid van de klas? Voeg je klassecode toe...    

Slide 29 - Diapositive