herhaling&Proeftoets
1 / 23
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 3 politiek
Slide 3 - Carte mentale
De overheid wordt gevormd door..
Slide 4 - Question ouverte
Algemeen belang zijn zaken..
A
Die alleen belangrijk zijn voor ambtenaren.
B
Die alleen belangrijk zijn voor ministers.
C
Die voor heel veel mensen belangrijk zijn.
D
Die voor een kleine groep mensen belangrijk zijn.
Slide 5 - Quiz
Nederland is een directe democratie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Passief kiesrecht is het recht om te mogen stemmen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Linkse partijen zijn voor
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Zelf verantwoordelijkheid
D
Kwetsbare mensen
Slide 8 - Quiz
Rechtse partijen zijn voor
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Zelf verantwoordelijkheid
D
Kwetsbare mensen
Slide 9 - Quiz
De regering bestaat uit..
Slide 10 - Question ouverte
Wat staat er in het regeerakkoord
A
Wat de standpunten zijn van een politieke partij
B
Wetsvoorstellen
C
De plannen van de regering voor de komende jaren
D
Plannen van de koning
Slide 11 - Quiz
Wat is een minister en wat is een staatssecretaris, leg uit.
Slide 12 - Question ouverte
Willem-Alexander is het staatshoofd in Nederland. Mag hij zich bemoeien met politieke kwesties?
A
Ja tuurlijk
B
Nee dat mag niet
Slide 13 - Quiz
Wat staat er NIET in de miljoennota?
A
Plannen van het kabinet
B
Wat de koning het aankomende jaar moet doen
C
De rijksbegroting
D
Alle inkomsten en uitgaven van de overheid
Slide 14 - Quiz
waar bestaat het parlement uit?
Slide 15 - Question ouverte
Controleren van het kabinet is een taak van het parlement.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Als de tweede kamer een wetsvoorstel goedgekeurd heeft gaat het naar de
A
Ministers
B
Burgemeesters
C
Eerste kamer
D
Staatssecretarissen
Slide 17 - Quiz
De coalitie is..
A
De partijen die de regering vormen.
B
De andere partijen dan de regeerpartijen.
C
Uitspraken van de tweede kamer.
D
Alle 150 leden in de kamer
