Herhalen paragraaf 3.1 t/m 3.5

Burgers en stoommachines

Hoofdstuk 3 Introductie

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Burgers en stoommachines

Hoofdstuk 3 Introductie

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen? 

Nakijken huiswerk

lessonup.io inloggen

Hoofdstuk 3 herhalen


Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 3.1 
Industrie en samenleving. 

Slide 3 - Diapositive

Tijd van Burgers en Stoommachines

Tijdvak 8: 1800-1900.

Moderne tijd: 1800 - heden. 

Slide 4 - Diapositive

In welke eeuw was de tijd van burgers en stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 5 - Quiz

Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje

Slide 6 - Quiz

Waarom wordt de industrialisatie een (industriële) revolutie genoemd?
2 (min)

Slide 7 - Question ouverte

Noem twee kenmerken van een industriële samenleving.
(2min)

Slide 8 - Question ouverte

Hoe verdween de kinderarbeid in Nederland? Blz 56 ( Kinderarbeid)
(5min)

Slide 9 - Question ouverte

Waarom was de sociale kwestie ontstaan door de industrialisatie





Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




10





Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Instellingen




















Waarom was de sociale kwestie een gevolg van de industrialisatie




















Open vraag















Slide 10 - Question ouverte

Begrippen uit deze les

  • Moderne Tijd
  • Industriele Revolutie
  • Fabrieken
  • Dienstensector
  • Industriele samenleving
  • Tijd van burgers en stoommachines 


Slide 11 - Diapositive

Belangrijke jaartallen HS 3



1874: Kinderarbeid word verboden in fabieken

1901: Leerplicht ingevoerd allen kinderen moeten naar school

1848: NL kreeg parlementair stelsel

1887: Stemrecht uitgebreid

1919: Algemeen kiesrecht in NL

Slide 12 - Diapositive

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 13 - Quiz

Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer

Slide 14 - Quiz

Welke problemen waren
er in de steden als gevolg
van de industrialisatie?

Slide 15 - Carte mentale

Sociale Kwestie is:
A
Er is armoede mensen hebben weinig geld.
B
Armoede moet opgelost worden door geld geven
C
De slechte werk-woon omstandigheden van de arbeiders.
D
Meer dan de helft van de bevolking woont in de steden

Slide 16 - Quiz

Vakbonden komen op voor:
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Iedereen

Slide 17 - Quiz

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 18 - Quiz

Land met volksvertegenwoordiging is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 19 - Quiz

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 20 - Quiz

Begrippen uit deze les
  • Staatshoofd 
  • Parlementaire democratie 
  • Parlementair stelsel
  • Tweede kamer
  • Kabinet 
  • Regeringsleider 

Slide 21 - Diapositive

Welke drie politieke stromingen waren er in de 19e eeuw?

Slide 22 - Carte mentale

Welke politieke partij heeft de meeste idealen van de liberalen overgenomen?
A
SGP
B
CDA
C
VVD
D
SP

Slide 23 - Quiz

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 24 - Quiz

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 25 - Quiz

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 26 - Quiz

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 27 - Quiz

2. politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen

Slide 28 - Quiz

Begrippen uit deze les

  •  Confessionnalisme
  •  Conservatisme
  • Feminisme 
  •  Liberalisme
  • Socialisme 
  1. Communisme 
  2. Sociaal-democraten

Slide 29 - Diapositive

Opdracht
Maak een planning/plan  voor het leren van het proefwerk

Slide 30 - Diapositive

Industriele revolutie opdracht

Is nog niet door iedereen ingeleverd!

voor de vakantie inleveren via de mail

Dus voor vrijdag 20 april !!!!!!


Slide 31 - Diapositive

Opdracht 3
Maak een samenvatting van paragraaf 3.1 t/m 3.5 

Slide 32 - Diapositive