2TL2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

WELKOM

3 Kader

Welkom 2TL2

     Let op je plek

Afspraken

• Mobiel in de bak.
• Als de docent praat, luisteren we.
• Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
• We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
• We doen mee in de les.
• We maken ons huiswerk.

Programma van de les 2TL2

11 mei

Programma:

• Aanwezigheid
• Terugblik/Huiswerk
• Uitleg
• 
  

Lesdoel:

Ik weet wat de trappen van vergelijking zijn

Allereerst...

Is iedereen aanwezig?

De trappen van vergelijking

Taalverzorging - hoofdstuk 5 - klas 2

Lesdoelen

Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.

Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Wat is vergelijken?

Wat doe je eigenlijk als je twee dingen met elkaar vergelijkt?

Vergelijken

Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je vaak de trappen van vergelijking en de woorden als en dan. 

De trappen van vergelijking

Stellende trap	Vergrotende trap	Overtreffende trap
aardig	aardig er	het aardig st
lekker	lekkerder	het lekkerst
lief	liever	het liefst

Huiswerk

• Hoofdstuk 5 Taalverzorging formuleren, over de trappen van vergelijking
•  bladzijde 134 en bladzijde 135
    Startopdracht, opdracht 1, 2, 3, 4, 5
• 
  
• Klaar?     -Extra opdracht (6)
• Vragen? Steek je vinger op en ik kom bij je!

De eindquiz

Lesdoelen:
-Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.

-Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Door middel van de quiz kijken we of je deze doelen hebt gehaald! 

1. Welke drie trappen van vergelijking zijn er? (hoe heten ze?)

2. Bij welke trap gebruik je 'dan'?

1. Stellende trap
2. Vergrotende trap
3. Overtreffende trap

3. Welke trap is 'kleinst'?

1. Stellende trap
2. Vergrotende trap
3. Overtreffende trap

4. Welke trap is 'mooi'?

1. Stellende trap
2. Vergrotende trap
3. Overtreffende trap

5. Wat moet er op de puntjes?
Een olifant is groter .... een mug

1. Als
2. Dan

6. Wat moet er op de puntjes?
Ik ben net zo goed .... jij in Nederlands

1. Als
2. Dan

7. Vliegen in de toekomst wordt een stuk (relaxt) (als/dan) nu.

8. In je luie stoel heb je straks het (mooi) uitzicht, want de vliegtuigen krijgen een panoramadak.

9. De vliegtuigen worden (sterk) en (licht) (als/dan) die van tegenwoordig.

10. Vliegen wordt ook (milieubewust).

Hoe goed snap je de trappen van vergelijking? Geef jezelf een cijfer tussen 1 en 10.

Wil je nog extra oefenen met de trappen van vergelijking en 'als" en 'dan'?

1. Ja
2. Neutraal
3. Nee

Tot de volgende keer!