Regelmatige werkwoorden op -re

les verbes réguliers en -re
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

les verbes réguliers en -re

Slide 1 - Diapositive

voorkennis:
Hoeveel verschillende groepen regelmatige werkwoorden zijn er?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 2 - Quiz

Van welke groep werkwoorden zijn er de meeste?
A
van de -er werkwoorden zoals parler
B
van de -ir werkwoorden zoals finir
C
van de -re werkwoorden zoals perdre
D
van de onregelmatige werkwoorden

Slide 3 - Quiz

Van welke werkwoord zijn dit de uitgangen ?
-is | -is | -it | -issons | -issez | -issent
A
oublier
B
répondre
C
réussir
D
travailler

Slide 4 - Quiz

Van welk werkwoord zijn dit de uitgangen?
-e | -es | -e | -ons | -ez | -ent
A
oublier
B
attendre
C
pouvoir
D
remplir

Slide 5 - Quiz

Frans
-er werkwoorden
-re werkwoorden
-ir werkwoorden
Daarnaast zijn er onregelmatige werkwoorden zoals aller, venir, avoir, être, prendre, pouvoir, vouloir, faire etc.

Slide 6 - Diapositive

Regelmatige ww op -re
Veel werkwoorden in het Frans eindigen op -re
Bijvoorbeeld:
  • attendre (wachten)
  • descendre (naar beneden gaan, uitstappen)
  • entendre (horen)
  • répondre (antwoorden)
  • vendre (verkopen)
  • perdre (verliezen)
  • rendre (teruggeven)

Slide 7 - Diapositive

Welk werkwoord past niet in het rijtje?
A
perdre
B
écouter
C
attendre
D
vendre

Slide 8 - Quiz

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
timer
1:00
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
- -
-ons
-ez
-ent

Slide 9 - Question de remorquage

Welk vorm is goed?

inviter - j'
A
j'invite
B
j'invitis
C
j'invites
D
j'invité

Slide 10 - Quiz

Welk vorm is goed?

choisir - je
A
je choise
B
je choisis
C
je chois
D
je choisire

Slide 11 - Quiz

Welk vorm is goed?

attendre - j'
A
j'attende
B
j'attendis
C
j'attends
D
j'attendre

Slide 12 - Quiz

Welk vorm is goed?

perdre - tu
A
tu perdes
B
tu perdis
C
tu perds
D
tu perdu

Slide 13 - Quiz

Welk vorm is goed?

habiter - tu
A
tu habites
B
tu habitis
C
tu habits
D
tu habiter

Slide 14 - Quiz

Vertaal

U antwoordt
A
vous répondons
B
vous répondissez
C
vous répondrez
D
vous répondez

Slide 15 - Quiz

Vertaal

zij denken na
A
ils réfléchissent
B
ils réfléchir
C
ils réfléchissons
D
ils réfléchi

Slide 16 - Quiz

Vertaal

Zij verkopen
A
ils vendre
B
ils vendons
C
il vend
D
ils vendent

Slide 17 - Quiz

Paul et Alice horen de hond.
vertaal

Slide 18 - Question ouverte

Minou is van de trap naar beneden gegaan.
vertaal

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Lien