Verwijswoorden

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 4 - Diapositive

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden kun je wel gebruiken bij het-woorden?
Meer antwoorden mogelijk!
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 5 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden? Meer antwoorden mogelijk!
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 6 - Quiz

Welke zijn verwijswoorden ? Er zijn meer antwoorden mogelijk hier.
A
de
B
deze
C
Jeanine
D
dat

Slide 7 - Quiz

Zie jij de vogel achter de hele groep vliegen?
"Ja, ik zie ...... vliegen"
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 8 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
de
D
die

Slide 9 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 10 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'volk'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 11 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die

Slide 12 - Quiz

De leerlingen gaan meteen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ZE verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?
A
De leerlingen
B
hard
C
het werk
D
Verwijswoorden

Slide 13 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 14 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment

Slide 15 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek

Slide 16 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het tekort
A
deze tekort
B
dit tekort

Slide 17 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het glazuur
A
dat glazuur
B
die glazuur

Slide 18 - Quiz

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de planeet
A
dat planeet
B
die planeet

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive