Zelf oefenen/leren (oefentoets online/ trainen online)
Regels spelling voor toets uit je hoofd leren!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Spelling cursus 7
Herhalen § 2 t/m 6
Nakijken opdrachten
Zelf oefenen/leren (oefentoets online/ trainen online)
Regels spelling voor toets uit je hoofd leren!
Slide 1 - Diapositive
§2 Leestekens
Punt
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Slide 2 - Diapositive
Waarom staat er een komma in de onderstaande zin? Hij haastte zich naar de bibliotheek, zodat hij zijn boeken nog net voor sluitingstijd in kon leveren.
Slide 3 - Question ouverte
Aanhalingstekens of niet? Joep zei dat hij moe was.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens
Slide 4 - Quiz
Aanhalingstekens gebruik je bij...
A
Tussen hoofdzin en bijzin
B
Bij een citaat
C
Bij een opsomming
D
Geen van beide
Slide 5 - Quiz
Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Sabine zei: 'Ik heb mijn huiswerk af.'
B
Sabine zei ': Ik heb mijn huiswerk af.'
C
'Sabine zei: Ik heb mijn huiswerk af.'
Slide 6 - Quiz
§3 Leenwoorden
Engelse & Franse leenwoorden
In deze paragraaf leer je leenwoorden op de juiste manier spellen.
Slide 7 - Diapositive
Een samenstelling van Engelse leenwoorden schrijf je in het Nederlands als één woord. eyecatcher, multiplechoicevraag, skatebaan
Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken. stand-by, back-up, shout-out
Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je die delen los: compact disc, first lady
Engelse leenwoorden
Slide 8 - Diapositive
Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens compact, hotel, ragout
De accenten op de -e blijven behouden als dat nodig is voor de uitspraak
Accent aigu: paté
Accent grave: crème
Accent circonflexe: crêpe
Franse leenwoorden
Slide 9 - Diapositive
Wat is goed?
A
airbag
B
air-bag
Slide 10 - Quiz
Wat is goed?
A
babysitter
B
baby-sitter
Slide 11 - Quiz
Wat is goed?
A
carriere
B
carrière
Slide 12 - Quiz
§4 Koppelteken en weglatingsstreepje
- Je kunt het koppelteken en weglatingsstreepje correct te gebruiken