Les 34

Heute:
-Bezittelijke voornaamwoorden
-Blooket
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Heute:
-Bezittelijke voornaamwoorden
-Blooket

Slide 1 - Diapositive

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 3 - Diapositive

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
Ihr(e)
hun
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 5 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unsere_________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euere____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 6 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Diapositive

Du hast jetzt die Theorie gelernt, also...
kurz üben

Slide 8 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 9 - Question ouverte

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 10 - Carte mentale

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 11 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal:
geen

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal:
een

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 15 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 16 - Quiz

Nu in het Duits!

Slide 17 - Diapositive

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 18 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 19 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 20 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 21 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 22 - Quiz

Wat is de vertaling van 'jouw'?

Slide 23 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 24 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 25 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 26 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 27 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 28 - Quiz

Kies nu de juiste vorm....

Slide 29 - Diapositive


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 30 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 31 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Euere
B
Euer

Slide 32 - Quiz

Nu zonder tabel...

Slide 33 - Diapositive

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 34 - Quiz

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 35 - Quiz

Iets moeilijker...

Slide 36 - Diapositive

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 37 - Quiz

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 38 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
euer
B
unser
C
euere
D
unsere

Slide 39 - Quiz

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Ihr
B
Eure
C
Ihre
D
Euer

Slide 40 - Quiz

(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.
A
Unsere
B
Ihr
C
Unser
D
Euere

Slide 41 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 42 - Quiz

(Mijn) ..... Hund (m) isst gerne Fleisch.
A
Dein
B
Meine
C
Deine
D
Mein

Slide 43 - Quiz

(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.
A
Ihr
B
Deine
C
Sein
D
Seine

Slide 44 - Quiz

Das ist (mijn)…... Buch (o).


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 45 - Quiz

Das ist (jouw)... Geschenk (o).
A
meine
B
dein
C
deine
D
sein

Slide 46 - Quiz

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 47 - Quiz

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
A
Ja, ik kan het!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 48 - Quiz