Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Aan het einde van de les kun je:
In 1813 wordt Nederland een constitutionele monarchie (Constitutie is grondwet)
Willem I krijgt het hoogste gezag en is daarmee staatshoofd. Samen met het kabinet vormt hij de regering.
Tot 1848 is de koning aanvoerder van de regering. Als regeringsleider mag hij ministers benoemen en ontslaan.
Koning Willem I had veel macht. Het parlement had weinig te vertellen.
De liberalen in het parlement wilden meer vrijheid en meer inspraak in het bestuur.
In 1848 braken in Europa opstanden uit -> Koning Willem II gaf de liberalen hun zin -> liberaal Thorbecke maakt een nieuwe grondwet.
Er kwam een parlementair stelsel: politiek systeem waarin het parlement de hoogste macht heeft.
Taken van het parlement:
Het ontstaan van het parlementaire stelsel en de toename van de volksinvloed is een kenmerkende aspect van TV8
De koning bleef staatshoofd, maar raakte bijna al zijn macht kwijt. Hij werd wel onschendbaar (minister verantwoordelijk voor zijn daden en uitspraken).
In de grondwet van 1848 ook burgelijke vrijheden (rechten van burgers).
In 1848 was er censuskiesrecht: alleen mannen die genoeg belasting betaalde hadden kiesrecht.
Daarna kregen steeds meer burgers kiesrecht, o.a. door demonstraties van socialisten en feministen.
Pas in 1919 is er in Nederland een democratie met algemeen kiesrecht.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.