Herkennen en vertalen imparfait en futur 3 Havo

Programme
 1. Leren herkennen en vertalen imparfait
2. Leren herkennen en vertelen futur



1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programme
 1. Leren herkennen en vertalen imparfait
2. Leren herkennen en vertelen futur



Slide 1 - Diapositive

Imparfait 
Hoe ziet deze tijd eruit? --> Stam + uitgang
Donner --> Donn-
Je donnAIS     ik gaf             nous donnIONS   wij gaven
tu donnAIS      jij gaf             vous donnIEZ       jullie gaven
il donnAIT        hij gaf            ils donnAIENT      zij gaven



Slide 2 - Diapositive

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 3 - Question de remorquage

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 4 - Question de remorquage

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 5 - Quiz

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 6 - Quiz

De imparfait vertelt over
A
heden
B
verleden
C
toekomende tijd

Slide 7 - Quiz

Futur simple
Hoe ziet deze tijd eruit? --> Hele werkwoord + uitgang
Donner + uitgang
Je donnerAI     ik zal geven       nous donnerONS   wij zullen geven
tu donnerAS     jij zult geven     vous donnerEZ   jullie zullen geven
il donnerA        hij zal geven       ils donnerONT     zij zullen geven





Slide 8 - Diapositive

welke tijd?
Je parlerai
A
futur simple
B
imparfait

Slide 9 - Quiz

welke tijd?
elle changera
A
futur simple
B
imparfait

Slide 10 - Quiz

welke tijd?
vous écoutiez
A
futur simple
B
imparfait

Slide 11 - Quiz

Vertaal:
ils donneront
A
zij gaven
B
zij zullen geven

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
tu trouvais
A
jij zult vinden
B
jij vond

Slide 13 - Quiz

elle passera
A
zij bracht door
B
zij zal doorbrengen

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
nous oubliions
A
wij vergaten
B
wij zullen vergeten

Slide 15 - Quiz