Lezen 5.2 - 3 basis/kader

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lezen 5.2 -

3 basis/kader

Lesplanning

- Uitleg theorie

- Vragen over de theorie

- Maken: oefeningen 5.2

Lesdoel:

- Je kunt vertellen wat het verschil is tussen overtuigende en activerende teksten. 

Wat voor soort tekst is een 'advertentie'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat voor soort tekst is een 'uitnodiging'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat voor soort tekst is een 'ingezonden brief'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat voor soort tekst is een 'oproep'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat voor soort tekst is een 'artikel'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat voor soort tekst is een 'recensie'?

1. overtuigende tekst
2. activerende tekst

Wat staat er in de inleiding van een overtuigende tekst?

1. de argumenten
2. conclusie
3. het standpunt van de schrijver

Wat staat er in de kern van een overtuigende tekst?

1. de argumenten
2. conclusie
3. het standpunt van de schrijver

Wat staat er in het slot van een overtuigende tekst?

1. de argumenten
2. conclusie
3. het standpunt van de schrijver

Wat is een overeenkomst tussen een overtuigende en een activerende tekst?

Wat is een verschil tussen een overtuigende en een activerende tekst?

Doe je boek open op blz. 160.

Sluit LessonUp nog niet af.

Lees opdracht 3c (blz. 160). Noteer de letters van de drie correcte antwoorden.

In alfabetische volgorde met een spatie ertussen.

Wat is het doel van de schrijver van tekst 1 (blz. 160)?

1. activeren
2. overtuigen

Wat is de mening van de schrijver van tekst 1?

De mening van de schrijver is: Alle kinderen moeten naar school. / Kinderarbeid moet stoppen.

In welke alinea's staan de argumenten? Noteer de nummers.

Noteer de zin waarin de conclusie van deze tekst staat.

Geef een voorbeeld van een overtuigende tekst.

Geef een voorbeeld van een activerende tekst.

Lesdoel behaald?

Lesdoel:

- Je kunt vertellen wat het verschil is tussen overtuigende en activerende teksten. 

Stel een vraag over iets dat je nog niet goed hebt begrepen.

Noem iets uit deze les dat je goed hebt begrepen.