Naamvallen

Naamvallen!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Naamvallen!

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je de zinsdelen?
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
2. Alle werkwoorden in een zin.
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat + gezegde + onderwerp?
5. aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 2 - Question de remorquage

Koppel het zinsdeel aan de juiste naamval.
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1e
3e
4e

Slide 3 - Question de remorquage

Welk geslacht hebben de woorden? Sleep ze naar het juiste geslacht.
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
Buch
Freundin
Baby
Eltern
Kinder
König
Computer
Blume
Gast
Handy
Mutter
Junge
Kleider
Zeitung

Slide 4 - Question de remorquage

Welke voorzetsels krijgen de 3e naamval (Dativ)?

Slide 5 - Question ouverte

Welke voorzetsels krijgen de 4e naamval (Akkusativ)?

Slide 6 - Question ouverte

Welke keuzevoorzetsels zijn er?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Vidéo

Und jetzt:
üben, üben, üben....

Slide 9 - Diapositive

1. Er hat sein______ Mutter ein_____ Computer gegeben.

Slide 10 - Question ouverte

2. D_____ Mann hat sein_____ Freund ein_____ Karte geschickt.

Slide 11 - Question ouverte

3. D_____ Buch liegt auf d_____ Tisch.

Slide 12 - Question ouverte

4. Ohne mein____ Vater gehe ich nicht dahin!

Slide 13 - Question ouverte

5. Kennst du ihr_____ Bruder?

Slide 14 - Question ouverte

6. Stephan hat d_____ Junge und d____ Mädchen gesehen.

Slide 15 - Question ouverte

7. Fahren wir heute zu dein_____ Mutter?

Slide 16 - Question ouverte

8. Gestern hat d____ Frau d_____ Mann noch ein_____ Geschenk (o) gegeben.

Slide 17 - Question ouverte

9. Die Katze klettert auf d__ Dach.

Slide 18 - Question ouverte

10. Der Hund sitzt neben ein___ Baum (m).

Slide 19 - Question ouverte

11. Hans fährt in d___ Stadt(v) und parkt an d___ Ecke(v).

Slide 20 - Question ouverte

12. Er sitzt den ganzen Tag vor d__ Fernseher(m). Dabei findet er zwischen d___ Sofakissen(mv) ein Chip.

Slide 21 - Question ouverte

(Een week geleden)___ war sie in Deutschland.

Slide 22 - Question ouverte

Er ist (op zondag) ___ geboren.

Slide 23 - Question ouverte

(Na een week) ___ hat er alles von Berlin gesehen.

Slide 24 - Question ouverte

Hoe gaat het met naamvallen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Gehe nun auf Online Na klar
Ik wil wederkerende werkwoorden+ naamvallen oefenen: Test jezelf 3.1
Ik wil voorzetsel/ naamvallen + telwoorden oefenen: Test jezelf 3.2
Ik wil keuzevoorzetsel oefenen: Test jezelf 4.1/ 4.2

Slide 26 - Diapositive