herhaling online lessen periode 1 en periode 2 leerjaar 1
skills lessen periode 1 en 2
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1
Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
skills lessen periode 1 en 2
Slide 1 - Diapositive
Behandeld in periode 1
handhygiëne
persoonlijke verzorging
bed opmaken met en zonder hulpmiddelen
uitscheiding hulpmiddelen
mondverzorging
voeding
Slide 2 - Diapositive
Behandeld in periode 2
verplaatsingstechnieken
loophulpmiddelen
tilliften
steunkousen aan- en uittrekken
vitale functies
wondverzorging
Slide 3 - Diapositive
Noem twee manieren om voor de privacy van de zorgvrager te zorgen tijdens het wassen en aan- en uitkleden.
A
1. Het lichaam van de zorgvrager bedekken tijdens het wassen
2. De ruimte afsluiten tijdens het wassen en kleden
B
1. tijdens het wassen en kleden de ramen en
gordijnen open doen
2. Niet weglopen tijdens wassen en kleden
C
1. Niet weglopen tijdens wassen en kleden.
2. De wensen van de zorgvrager te respecteren.
D
1. Het lichaam van de zorgvrager niet
bedekken tijdens het wassen
2. De wensen van de zorgvrager te respecteren
Slide 4 - Quiz
Als je iemand hebt gedoucht is het slim hem of haar daarna direct in de doucheruimte aan te kleden. Daar is het warm en vochtig. Is dat zo?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Als je iemand helpt bij het aankleden begin je bij de minst beperkte arm (of been) en daarna de meest beperkte arm (of been). Klopt dat?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Er zijn diverse soorten incontinentiemateriaal. op de plaatjes zie je een inco met een heupband waar het absorptiemateriaal aan hangt. op de plaatjes zie je dat de band aan de voorkant wordt gesloten. Is dat correct?
A
Ja, je moet dit type inco aan de voorkant sluiten
B
Nee, je moet dit type inco aan de achterkant sluiten
C
Sluiten aan de voor- en achterkant kan allebei
Slide 7 - Quiz
Meneer Brooks heeft minder kracht in zijn rechterbeen. Meneer loopt met een wandelstok. De wandelstok moet aan:
A
Linkerkant van het lichaam
B
rechterkant van het lichaam
Slide 8 - Quiz
kijk naar de afbeeldingen. wie tilt op de correcte manier?
A
B
A
afbeelding A
B
afbeelding B
Slide 9 - Quiz
Wanneer gebruik je een actieve tillift?
A
A. Wanneer je de cliënt naar een andere verdieping wilt verplaatsen
B
B. Wanneer de cliënt mee kan helpen bij het verplaatsen
C
C. Wanneer de cliënt niet kan begrijpen wat je zegt
D
D. Wanneer je de cliënt wilt activeren om meer te bewegen
Slide 10 - Quiz
Voor welke tillift hoeft een zorgvrager geen steunfunctie meer te hebben?
A
Actieve tillift
B
Passieve tillift
Slide 11 - Quiz
Het hulpmiddel dat verlichting geeft aan een zorgvrager met een wond aan het been is een:
A
Papegaai
B
Bedhek
C
Dekenboog
D
Voetenbankje
Slide 12 - Quiz
Wat is goed als je met een rolstoel rijdt? De zorgverlener gaat met een rolstoel de stoep af:
A
Met de rolstoel vooruit
B
Met de rolstoel achterstevoren
Slide 13 - Quiz
Ongewild urineverlies bij inspanning heet:
A
Urge-incontinentie
B
Druppelincontinentie
C
Stressincontinentie
D
Obsessie incontinentie
Slide 14 - Quiz
Onder de borsten van een vrouw moet je goed afdrogen om …………………. te voorkomen
A
Decubitus
B
Smetten
C
Kruisbesmetting
D
Luizen
Slide 15 - Quiz
Je neemt de temperatuur rectaal op. Wat betekent rectaal?
A
onder de oksel
B
in het oor
C
in de anus
D
onder de tong
Slide 16 - Quiz
Je neemt de temperatuur oraal op. Wat betekent oraal?
A
onder de oksel
B
in het oor
C
in de anus
D
onder de tong
Slide 17 - Quiz
Op welke plaatsen in het lichaam kun je de hartslag opnemen?
A
aan de pols, de hals en de slaap
B
alleen aan de pols
C
met de hand achter je oor
D
onder de tong
Slide 18 - Quiz
Wanneer spreken we van koorts? Bij een temperatuur van:
A
onder de 35,5 ˚C
B
37 ˚C of hoger
C
37,5 ˚C of hoger
D
38 ˚C of hoger
Slide 19 - Quiz
In de kleine bloedsomloop pompt het hart het zuurstofrijke bloed naar alle delen van het lichaam. Is waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
waaruit bestaat de normale verzorging van het oog
A
wassen met water met zeep: van de binnen- naar de buitenkant.
B
wassen met water zonder zeep: van de binnen- naar de buitenkant.
C
wassen met water zonder zeep: van de buiten- naar de binnenkant.
D
wassen met water met zeep: van de buiten- naar de binnenkant.