Klas 4 examentraining 2020-2021

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Na deze examentraining:  

Kun jij: signaalwoorden vertalen en de functie benoemen. 
Ken jij: de vertalingen van Duitse examenvragen van 2018
Kun jij: de moeilijkste vragen van het examen 2018 maken. 
Weet jij: hoe je de verschillende vragen het beste kunt aanpakken. 
Ben jij: klaar voor het eindexamen op 26 mei. 

Slide 2 - Diapositive

Was machen wir? 
Verschillende vraagsoorten + tips: 

Juist/ onjuist vragen
Meerkeuzevragen
Combinatie tekst
Openvraag
Oefenen
Extra oefeningen

Slide 3 - Diapositive

Tips vooraf: 
Bekijk de afbeelding + vertaal titel(s)

Bepaal wat voor tekst het is (artikel, email, folder)

Bedenk wat jij al van het onderwerp weet (brein activeren) 

Bekijk het soort vraag en het aantal punten dat te behalen is.

Bedenk of je één alinea of de hele tekst moet lezen.

Lees over moeilijke woorden heen (tenzij deze in het antwoord staan, zoek alleen dan de woorden op.)


Slide 4 - Diapositive

juist/onjuist
  1. Lees eerst de beweringen.
  2. Markeer de kern van de beweringen.
  3. Vergelijk de beweringen met de tekst.
  4. Let erop dat alle delen van de bewering in de tekst staan.


Tip: beweringen met nooit, alles, alleen & alleen maar zijn meestal fout.





Slide 5 - Diapositive

Tekst 1; 
1 De firma Bauduu werd pas echt succesvol nadat de eigenaren tv reclame hadden gemaakt.

2 De eigenaren zijn door hun zoon op het idee voor hun bedrijf gekomen.

3 Als een huurder Lego-stenen kwijtraakt, wordt hem dat in rekening gebracht.

4 Ingeleverde Lego-stenen worden gereinigd voordat zij opnieuw worden uitgeleend

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Meerkeuze vragen ABCD
  1. Lees de vragen en markeer de kernwoorden.
  2. Lees de bijbehorende tekst
  3. Wordt er één zin genoemd --> dan staat het antwoord niet in die zin.
    Maar in de zin ervoor of erna.
  4. Staan er dubbele punten in een alinea? Markeer deze dan.
    Het antwoord staat meestal achter de dubbele punt.
  5. Zoek de onbekende woorden in het antwoord in het woordenboek op.
  6. Kies voor het antwoord dat volledig met de tekst overeenkomt.




Slide 8 - Diapositive

Tekst 4: 
Schluss mit Schüchtern

Interview met DJ Kygo. 

4 alinea's. 

5 vragen = 5 punten 

Slide 9 - Diapositive

Vraag 8: 
Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein? 

Slide 10 - Diapositive

Absatz 1 

Slide 11 - Diapositive

Welche Aussage über DJ Kygo stimmt mit dem 1. Absatz überein?
A
Er fühlt sich durch die vielen Auftritte manchmal unter Druck gesetzt.
B
Er ist erleichtert, dass er endlich Erfolge feiern kann
C
Er ist über seinen Erfolg positiv erstaunt.
D
Er sieht den Erfolg als eine Bestätigung seines musikalischen Talents.

Slide 12 - Quiz

Vraag 9: 
Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?

Slide 13 - Diapositive

Absatz 2 

Slide 14 - Diapositive

Was geht aus dem 2. Absatz über DJ Kygo hervor?
A
Anfangs gefiel seine Musik längst nicht jedem.
B
Er gab seine Ausbildung zugunsten der Musik auf.
C
Er rechnete schon als Teenager damit, mit Musik sein Geld verdienen zu können.
D
Viele Leute hatten ihn angespornt, seine Musik zu veröffentlichen

Slide 15 - Quiz

Vraag 10: 
Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu? 

Slide 16 - Diapositive

Absatz 3

Slide 17 - Diapositive

Welche Umschreibung trifft dem 3. Absatz nach auf Kygos Eltern zu?
A
Akzeptanz und Verwunderung
B
Ärger und Kummer
C
Besorgnis und Hoffnung

Slide 18 - Quiz

Tekst 6 
In de tekst worden vijf tips gegeven om geld te besparen bij het
boodschappen doen.

3 punten 

Slide 19 - Diapositive

Combinatietekst altijd veel punten! 
Titels/onderwerpen en teksten combineren.

  1. Lees eerst de titels en vertaal ‘vrij’ naar het Nederlands.

  2. Zijn het zinnen, markeer dan de belangrijkste woorden.


  3. Lees vervolgens 1 alinea en kies wat het beste past. Ga zo door met de andere alinea’s. Kies altijd een antwoord.



Slide 20 - Diapositive

Tekst 6 
In de tekst worden vijf tips gegeven om geld te besparen bij het
boodschappen doen.

3 punten 

Slide 21 - Diapositive

Vertaal de onderstaande titels 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 22 - Diapositive

Absatz 1 und 2 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 23 - Diapositive

Absatz 3 und 4 
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 24 - Diapositive

Absatz 5  
a Aktionsware
b Kundenkarte
c Zeit ist Geld
d Haltbarkeitsdatum
e Mini-Ware
f Verpackungstrick
g Kostprobe

Slide 25 - Diapositive

Open vragen 
  1. Lees de vraag heel goed.
  2. Moet je antwoord geven in het Nederlands of in het Duits?
  3. Moet je een woord/zin citeren?
  4. Lees de alinea; bepaal waar het antwoord staat.
  5. Zorg dat je alle woorden kent die in het antwoord staan.
  6. Formuleer je antwoord zo volledig mogelijk.




Slide 26 - Diapositive

Tekst 8 vraag 26
“Eigentlich macht er das ungern” (alinea 5)

Waarom zou hij het liever anders doen?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands. 

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Opbouw van een tekst herkennen 
Belangrijk zijn hierbij de functies van de signaalwoorden.

 

Oorzaak- gevolg 

Samenvatten d.m.v. één woord 


Slide 29 - Diapositive

Tekst 7: opdracht 15
Wie verhält sich der 1. Absatz zur Einleitung?

A als Beispiel
B als Erklärung
C als Lösung
D als Zusammenfassung

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Tekst 7: opdracht 17
„Geschwister streiten … die Expertin.“ (Absatz 3)
Wie schließt dieser Satz an den vorhergehenden Satz an?

A mit einem Gegensatz
B mit einer Erklärung
C mit einer Wiederholung

Slide 32 - Diapositive

Open plek vraag
  1. Lees de 2 zinnen voor en na de open plek.
  2. Vertaal de zin vrij en schrijf op.
  3. Kijk naar de antwoordmogelijkheden -->  vertaal deze allemaal.

  4. Bepaal welk woord het beste op de open plek past.




Slide 33 - Diapositive

Tekst 8; opdr 22
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 2?

A Aber
B Außerdem
C Denn 

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Tekst 11 opdr. 33
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 4?

A aber
B außerdem
C darum

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

WOOEEHHOEE
Het zit erop! 


Heel veel succes met het maken  van het examen :):) 

Je kunt het!! 

Slide 38 - Diapositive