H4.4 Nettokracht

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

H4 KRACHTEN

§4 NETTOKRACHT

Leerdoelen

Aan het eind van de les kun je:

• Je kunt bij evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  
• Je kunt bij evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  
• Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Wanneer gaat iemand winnen als hij met iemand anders een wedstrijdje touwtrekken doet?

Welke krachten zorgen hier voor evenwicht?

Twee krachten in evenwicht.

De zwaartekracht en spankracht zijn even groot, maar tegengesteld gericht.

De kist blijft in evenwicht.

De normaalkracht

De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp en maakt hier evenwicht met de zwaartekracht.

Op één voorwerp werken vaak meerdere krachten

phet.colorado.edu

De resultante bepalen

De resultante is de optelsom van alle krachten, ook wel nettokracht of resultante genoemd.

Bij een touwtrekwedstrijd strijden 2 teams tegen elkaar. Team 1 trekt met een kracht van 545 Newton, Team 2 met een kracht van 521 Newton.
Welk team wint?

1. Team 1
2. Team 2

Boris = 545 N, Karin =642 N, Nina = 521 N, Koos =664 N 

Wat is de resultante?

Wrijvingskracht

Wrijving is een tegenwerkende kracht doordat de bodem van een voorwerp over de bodem

wrijft.

Belang lesdoel

In het dagelijkse leven heb je continu te maken met allerlei krachten en kun je b.v. voorkomen dat je uit de bocht vliegt.

Wat is de
nettokracht?

1. 186N
2. 8360N
3. 1,45N
4. 34N

Wat is de
nettokracht?

1. 25N
2. 225N
3. 1,25N
4. 12500N

De richting van de nettokracht is naar

1. links
2. rechts
3. boven
4. beneden

Wat is de nettokracht?

1. Alle krachten bij elkaar opgeteld
2. als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
3. de sterkste kracht in de tekening

Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.

Welke zijn dit ?

1. Kleefkracht, veerkracht
2. Veerkracht, spankracht
3. Spankracht, zwaartekracht
4. Zwaartekracht, luchtweerstand

Als de zwaarte kracht 10N is hoe
groot is dan de normaal kracht?

1. 10N
2. 100N
3. 1N
4. 0,1N

opdracht 7 t/m 10 (blz 50 en 51)

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt.

Wat heb je nog nodig van mij als vakdocent?
Geef aan hoe ik je het beste kan helpen.