Grammar Present Simple/Present Cont Past Simple

• English

Hello!

Today

• Revise the present tenses 
• Start learning the Past Simple 

Present simple / present continuous: repeat!

Mrs. Jones (to drink) ... tea every Sunday.

1. drinks
2. drink
3. is drinking
4. am drinking

Now she (to drink) ... hot chocolate.

1. drink
2. drinks
3. is drinking
4. am drinking

Wanneer gebruik je de present simple?

1. Als iets in het verleden is gebeurd
2. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd.
3. Als iets in de toekomst moet gebeuren
4. Als iets nu gebeurt

Wanneer gebruik je de present continuous?

1. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
2. Als iets in het verleden gebeurd.
3. Als iets nu aan de gang is.

1. Ik weet wat de Present Continuous is.

• duurvorm / -ingvorm
• je vertaalt het met 'aan het .....'
  

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik.

• now / at the moment / listen, ..... / look, .....
  
• de handeling duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  

1. Ik weet wat de Present Simple is.

• tegenwoordige tijd 
• regelmatig !! Niet nu!!

2. Ik kan de Present Simple maken.

I

we

you

they 

werkwoord

+

2. Ik kan de Present Simple maken.

he

she

it

werkwoord +(e)s

+

3. Ik weet wanneer ik de Present Simple gebruik.

• every day, always, sometimes, never, usually
• als iets regelmatig gebeurt
• als iets een feit is 

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.

1. visit
2. visits

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

Present continuous
I … ( to work) at school right now

1. work
2. am working

Every Monday, Sally (drive) her kids to football practice.

1. drives
2. drived
3. is driving
4. drivs

Every day Sarah .......(go) to school

1. go
2. goes
3. am going
4. is going

Sam, what .... you .....(do)?

1. is you doing
2. are you doing
3. do you do
4. do you does

Rules once again!!

Present simple vs present continuous

SIMPLE!

Hoe? Verb

He, she, it? Verb + S

Use: gewoonte, routine,

vaak of juist nooit

In combinatie met always,

often, never, every day/week

CONTINUOUS

Hoe? To be + verb+ ING

Use: als iets NU bezig is en nog even duurt

In combinatie met: now, right now, at this moment

Present simple vs present continuous

SIMPLE!

I work every day

She never eats pizza

Do you read often?
They don't play tennis ever!

CONTINUOUS

I am working today

She is eating spaghetti right now

Are you reading books at this moment?

They are not playing tennis now.

I ........(drink) a pint of beer now.

You know that I always ........(watch) TV on Saturdays.

Past Simple

Past Simple

Past simple

TODAY'S GOAL

Je kan de verleden tijd  maken. 

Je weet wanneer de verleden tijd wordt gebruikt.

Past simple

gebruik / vorm / ezelsbruggetje

past simple: bevestigen

- Gebruik:
   - verleden > helemaal voorbij
   - je weet waneer het gebeurde

   - het is afgesloten

past simple: bevestigen

- Gebruik:
   - verleden > helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde

   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje

past simple: ezelsbruggetje

past simple: ezelsbruggetje

Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

BEVESTIGENDE ZINNEN:

(regelmatige werkwoorden)

I WALKED

YOU WALKED

HE WALKED

SHE WALKED

IT WALKED

WE WALKED

THEY WALKED

MET HET WERKWOORD BE:

I WAS

YOU WERE

HE WAS

SHE WAS

IT WAS

WE WERE

THEY WERE

What is the past simple of
"to brush"?

Put in the past simple.
"My parents cook
every weekend".

Put in the past simple:
I (play) football yesterday.

Use a past simple:
Danny _____ (visit) his grandmother yesterday.