DP1 I vrijdag 29 september

DP1 I
vrijdag 29 september
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

DP1 I
vrijdag 29 september

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inhoud
Quiz
Grammatica
Gezichten



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb, deze week, dit in het Nederlands gezegd:

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederlandse politiek

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderzoek naar politieke partij
Kies met twee/drie personen een partij die je gaat onderzoeken.

Waar staat de partij voor?
Wie is de lijsttrekker?
Hebben ze (ooit) geregeerd?
Hoe populair zijn ze nu? 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De dochter van je tante is:
A
je neef
B
je zus
C
je nicht
D
je broer

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Politiek centrum
A
Amsterdam
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Utrecht

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lekker brood - ik - koop
A
Koop lekker brood ik.
B
Ik koop lekker brood.
C
Koop ik lekker brood.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

? lekker brood - koop - ik ?
A
Ik koop lekker brood?
B
Koop ik lekker brood?
C
Lekker brood ik koop?

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions




Waarom heet Nederland Nederland?
A
Het land ligt laag.
B
Het land ligt aan zee.

Slide 11 - Quiz

Antwoord: A Het land ligt laag.
Zij heeft in Mauritius gewoon..
A
t
B
d

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jullie hebben hard gewerk..
A
d
B
t

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Die bal wordt hard gegooi..
A
d
B
t

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij mis.. de penalty.
A
te
B
de

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij woon.. in Londen
A
de
B
te

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorstellen
                            zijn.          hebben.       worden.       heten.        werken.

ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij

       

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kunnen we gezichten lezen?
universiteit
gezichtsuitdrukking
fronsen
emotionele intelligentie
pesten (gepest)
verbergen
Basisemoties:

angst
blijdschap
walging
boosheid
verdriet
verbazing

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Teken een gezicht
schrijf hier zoveel mogelijk woorden in

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaam
teken een lichaam en schrijf er zoveel mogelijk lichaamsdelen bij.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stencil enkelvoud-meervoud

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions