être

être
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

être

Slide 1 - Diapositive

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Vidéo

Prenez vos cahiers (schrift)

Slide 4 - Diapositive

Ik ben: Je ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 5 - Quiz

Jij bent : Tu ..
A
suis
B
es
C
est

Slide 6 - Quiz

hij is: Il ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 7 - Quiz

men is: on ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 8 - Quiz

zij is : elle ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 9 - Quiz

wij zijn : nous ...
A
sommes
B
êtes
C
sont

Slide 10 - Quiz

u bent/ jullie zijn : vous ...
A
sommes
B
êtes
C
sont

Slide 11 - Quiz

zij zijn : ils/ elles ...
A
sommes
B
êtes
C
sont

Slide 12 - Quiz

Uitspraak:
Het verschil tussen 
"ils ont"en "ils sont"
Ils ont = [il zon]
ils sont = [il son]

Slide 13 - Diapositive

Blijft ingelogd!

Slide 14 - Diapositive

Ik kan het werkwoord être vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Wat betekent être?

Slide 16 - Question ouverte

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Lien