Klas 4 les 36 schooljaar 2024-2025

Startaufgabe 
Lies den Text "Wir im Netz" 

Beantworte dazu Frage 25: Wat is "wir im Netz". 

Markiere die Antwort im Text. 

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Startaufgabe 
Lies den Text "Wir im Netz" 

Beantworte dazu Frage 25: Wat is "wir im Netz". 

Markiere die Antwort im Text. 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Heute: 
-Startaufgabe
- Signalwörter I 
- Übungsbrief 4
- Pause 
- Landeskunde 
- Aufgaben machen 
- TOPO 


Slide 4 - Diapositive

Aufgabe: 

Markiere alle Signalwörter im Text. 

timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Signalwörter I
DE
NL
Funktion
und
dazu
zum Beispiel
oder
jeweils
darüber (hinaus)
ebenfalls

Slide 7 - Diapositive

Übungsbrief IV
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

 Landeskunde
  1. bondsrepubliek
  2. deelstaten en inwoners 
  3. geografie
  4. taalgebied 
  5. typisch Duits 
  6. politiek
  7. schoolsysteem

Slide 10 - Diapositive

De bondsrepubliek 
Sinds 1990 heet heel Duitsland "Bundesrepublik- Deutschland". 
Voor die tijd was Duitsland ruim 30 jaar in tweeën gesplitst: 

Oost- en West Duitsland. 
 DDR & BRD 

Berlijn is sinds de "Wiedervereinigung" weer de hoofdstad. 

Slide 11 - Diapositive

Deelstaten & inwoners
Duitsland heeft +- 82 miljoen inwoners verdeeld over 16 deelstaten (provincies). 

Deze deelstaten hebben allemaal een eigen wet- en regelgeving. 
Ook het schoolsysteem verschilt per Bundesland (=deelstaat). 

De belangrijkste deelstaten voor jullie zijn: 
Berlijn, Hamburg, Bremen en Nordrhein- Westfalen. 

Slide 12 - Diapositive

Geografie
Het noorden van Duitsland is vrij vlak en door de natuur geliefd bij de wandelaars. 
Ook zijn er in het noorden verschillende Waddeneilanden. 

In het midden van Duitsland bevindt zich het middelgebergte. 

En in het Zuiden van Duitsland vind je het hooggebergte dat uitloopt in de Alpen (skigebied). 

Slide 13 - Diapositive

Taalgebied
Op de wereld zijn er +- 120 miljoen mensen die Duits als moedertaal hebben. 

Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, Liechtenstein, Zwitserland, Italië (zuid Tirol), Frankrijk (Elzas-Lotheringen), Denemarken (zuid Jutland), Namibië en België. 

Hiermee is Duits de meest gesproken voertaal in Europa. 

Slide 14 - Diapositive

Verarbeiten
Ga zitten en maak de vragen over A1 + A2 uit de examenbundel :) 
blz. 25 t/m 29 

Schrijf jouw antwoorden in het Nederlands.

 



timer
8:00

Slide 15 - Diapositive

Topo kaartje invullen ;) 
Vul de topografie kaart van Duitsland in met behulp van deze tekening 

De kaarten in het lokaal en jouw tekstboekje (A1/A2)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Welche Überschrift passt zum Absatz? 
Wie verhält sich der Absatz zur Einleitung? 
Was geht aus dem Absatz hervor? 
Welche umschreibung trefft zu? 
Welche Aussage stimmt mit dem Absatz überein?
Hoe verhouden de alinea's zich tot elkaar? 
Welke omschrijving past? 
Welke titel past bij de alinea? 
Wat komt uit de alinea naar voren? 
Welke uitspraak komt met de alinea overeen? 

Slide 18 - Question de remorquage

Leesstrategieën 
1. Voorspellen 
2. Skimmen 
3. Voorkennis gebruiken 

Slide 19 - Diapositive

Voorspellen I
Titel, plaatjes, opvallende woorden, leestekens
 (dubbele punt of streepje)

Dreck stärkt das Immunsystem
(S.41)

Slide 20 - Diapositive

Welke uitspraak komt overeen met de tekst?
A
Er is een nieuw medicijn tegen astma ontwikkeld
B
Kinderen van het platteland zijn gelukkiger dan kinderen in de stad.
C
Muizen zijn grotere ziekteverwekkers dan men dacht.
D
Te veel hygiëne kan ongezond zijn.

Slide 21 - Quiz

Skimmen  
Globaal en snel doorlezen van een tekst om een idee te krijgen waarover deze gaat. 

"Dieser Junge lebt nur von Marmeladenbroten" 
(S. 42/43) 

Slide 22 - Diapositive

Wat wordt er in de tekst duidelijk over Craig?
A
Door het veelvuldig eten van boterhammen met jam is hij groter dan leeftijdsgenoten.
B
Zijn moeder is erg teleurgesteld dat hij geen warme maaltijden eet.
C
De eenzijdige eetgewoonte heeft geen invloed op zijn gezondheid.
D
Volgens Britse artsen zou het eten van veel groente beter voor hem zijn.

Slide 23 - Quiz

Voorkennis gebruiken 
Wat weet je allemaal al over een onderwerp? Je hoeft niet alles te snappen om toch een idee te hebben van de inhoud. 

Rollerblader auf Streife
(S.44)

Slide 24 - Diapositive

Welke reden stond voorop, toen men besloot agenten van inlineskates te voorzien?
A
gezondheid
B
kostenbesparing
C
publiciteit
D
wendbaarheid

Slide 25 - Quiz

B4.1       S.63
Signaalwoorden 

Benadrukking: 
besonders = vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs 
vor allem = vooral

Slide 26 - Diapositive

vooral
ook
desondanks
want
denn
vor allem
auch
trotzdem

Slide 27 - Question de remorquage

Wat past op de open plek?
A
denn
B
vor allem
C
auch
D
trotzdem

Slide 28 - Quiz

B4.2     S. 64
Signaalwoorden 

Bevestiging 
klar = natuurlijk 
natürlich = natuurlijk 
tatsächlich = zeker 
wirklich = zeker 

Slide 29 - Diapositive

Controle 
  • Schrijf de 3 leesstrategieën van vandaag op. 

  • Vertaal de volgende signaalwoorden: 
klar, sogar, besonders, tatsächlich 

  •  bepaal de functie van bovenstaande woorden
     kies uit benadrukking OF bevestiging. 

Slide 30 - Diapositive

Nächste Stunde: 
Landeskunde 

leesstrategieën 

Oefen met lezen (met tips)

Signaalwoorden 

Slide 31 - Diapositive

Examenvragen
1x sleepvraag

Sleep de Nederlandse vertaling naar de Duitse examenvragen. 

Deze vragen hebben jullie vorige les beantwoord. 

Slide 32 - Diapositive

Was wird hier ausgesagt?
Was ist das Thema des Absatzes? 
Was bedeutet... 
Was wird damit angedeutet? 
Welche Aussage stimmt mit dem Absatz überein?
Wat wordt hiermee aangetoond? 
Wat betekent .... 
Wat wordt hier gezegd? 
Wat is het onderwerp van de alinea? 
Welke uitspraak komt met de alinea overeen? 

Slide 33 - Question de remorquage

Leesstrategieën 
1. structuur herkennen en gebruiken 
2: selectief lezen 

Slide 34 - Diapositive

Structuur van de tekst
Je moet de structuur van een tekst kunnen ontdekken en gebruiken. 

Jij moet verbanden kunnen herkennen en aangeven: 
verwijzingen, voorbeelden, argumenten, conclusies, herhalingen. 

Über sechs Minuten Atem angehalten
(S.46) 

Slide 35 - Diapositive

Kies bij de open plek in regel 14 het juiste woord:
A
vor allem
B
also
C
dennoch

Slide 36 - Quiz

Hoe past de derde alinea bij de tweede alinea?
A
verklaring
B
tegenstelling
C
conclusie

Slide 37 - Quiz

Je hebt last van misselijkheid.
Welk huismiddeltje wordt aangeraden?
Schrijf de Duitse naam van het middel op.

Slide 38 - Question ouverte

B4.3 
Signaalwoorden 

Opsomming: 
außerdem = bovendien 
dann= daarna, vervolgens
zuerst = eerst 
zunächst= eerst


Slide 39 - Diapositive

zeker
desondanks
bovendien
zelfs
trotzdem 
sogar
tatsächlich
außerdem

Slide 40 - Question de remorquage

Voorbeeld (S.54) 


Alles andere als Pfeifen. 


Slide 41 - Diapositive

Welk woord past op de openplek?
A
tatsächlich
B
trotzdem
C
außerdem
D
sogar

Slide 42 - Quiz

B4.4
Signaalwoorden 

Tegenstelling: 
doch = toch,echter
sondern = maar 
statt = in plaats van 
trotzdem= desondanks

Slide 43 - Diapositive

maar
desondanks
in plaats van
toch
trotzdem 
doch
sondern
statt

Slide 44 - Question de remorquage

Voorbeeld (S.55) 

Auf dem Dach der Welt. 

Wie schließt der 2. Absatz an den 1. Absatz an? 

Slide 45 - Diapositive

Wie schließt der 2. Absatz an den 1. Absatz an?
A
gegensatz
B
beispiel
C
ergebnis
D
erklärung

Slide 46 - Quiz

Duitse examenvragen 
Zorg dat je de meest voorkomende examenvragen (S.71) kunt vertalen. 

Dit scheelt tijdens het examen zeeën van tijd!! 

Het zijn 45 vragen. Leer elke dag 5 nieuwe vragen en herhaal degene die je al geleerd hebt. 

Slide 47 - Diapositive