leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, vwo
• Leerjaar 3

Draai en Praat

Noem omstebeurt een tekstdoel en leg uit wat het doel inhoudt.

ALS je goed wil scoren, DAN zal je moeten oefenen.
Noem het verband.

1. Oorzaak-gevolg
2. Voorwaarde
3. Middel-doel
4. Conclusie

Als je goed wil scoren, Dan zal je moeten oefenen.
Noem de woorden die de voorwaarde aangeven.

Het zal een leuke dag worden als jij er ook bij bent!

Welk signaalwoord zie je in deze zin?

1. Het
2. jij
3. als
4. bij

Wij hebben een goede bibliotheek op school zodat iedereen veel leest.
Van welk verband is er sprake?

1. Oorzaak-gevolg
2. Middel-doel
3. Voorwaarde
4. conclusie

Je wil graag meer geld verdienen. Dat is je doel. Welk middel zet je in? Noem je doel en middel en gebruik een signaalwoord.

Toen ik nog klein was lazen mijn ouders vaak voor, vooral mijn moeder, meestal voor het slapengaan. Ik vond het altijd fijn om te luisteren naar de verhalen van Jip en Janneke en Dikkie Dik. De plaatjes waren vrolijk en de verhalen waren simpel, maar toch heel leuk. Die boeken heb ik nog steeds en ze zijn nog net zo mooi als vroeger. Soms kijk ik erin en krijg er dan een warm gevoel bij. Het voelt vertrouwd.

Wat is de kernzin? Waarom?

Toen ik nog klein was lazen mijn ouders vaak voor, vooral mijn moeder, meestal voor het slapengaan. Ik vond het altijd fijn om te luisteren naar de verhalen van Jip en Janneke en Dikkie Dik. De plaatjes waren vrolijk en de verhalen waren simpel, maar toch heel leuk. Die boeken heb ik nog steeds en ze zijn nog net zo mooi als vroeger. Soms kijk ik erin en krijg er dan een warm gevoel bij. Het voelt vertrouwd.

Wat is het deelonderwerp van deze alinea?

Je hebt een tekst van drie bladzijdes. Hoe vind je de hoofdgedachte zonder de hele tekst te lezen? Noem minimaal drie manieren.

Samenvatting van de tekst in 1 zin.

Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij mekaar hoort, heet een ...

Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.

Het onderwerp van een alinea

Overtuigen, amuseren, informeren

globaal, zoekend, precies lezen

Hoofdgedachte

Alinea

onderwerp

deelonderwerp

Tekstdoelen

Leesstrategieën

Zoek een tekstvorm bij een activerende tekst.

Welke tekstvorm hoort bij het tekstdoel ' overtuigen'.

1. ingezonden brief
2. reclamefolder
3. nieuwsbericht
4. roman

Het belangrijkste wat een schrijver zegt over het onderwerp van een tekst noem je:

1. een bijzaak
2. een hoofdzaak
3. de tekstopbouw
4. een hoofdgedachte

Noteer uit alinea 2 drie signaalwoorden en de bijbehorende tekstverbanden

Noteer van deze tekst: tekstsoort, tekstdoel en tekstvorm

Ik had mijn wekker niet gezet, daarom miste ik de trein.
Wat is het tekstverband in deze zin?

1. redengevend
2. uitleggend
3. vergelijkend
4. opsommend

Een tekst waarbij de mening van de schrijver centraal staat noem je

1. een subjectieve tekst
2. een objectieve teskt

'daardoor, hierdoor , doordat'
zijn voorbeelden van

1. tegenstellend verband
2. opsommend verband
3. redengevend verband
4. oorzakelijk verband (oorzaak-gevolg)

Een informatieve tekst is

1. objectief
2. subjectief

'Dit is het beste boek dat ik ooit heb gelezen'
Dit is een

1. mening
2. feit

'Deze shoarma is echt niet lekker, want er zitten te veel kruiden op'.

1. Dit argument is objectief
2. Dit argument is subjectief.

Subjectieve argumenten gaan over gevoelens, overtuigingen en ervaringen

1. waar
2. niet waar

Noem 3 verschillende functies van een slotalinea

Leg uit hoe een alinea is opgebouwd.

Zo ga ik me voorbereiden op de toets.