NN6 - HV1 - Gram. H6 - BWB

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is;
  • Ik kan bijwoordelijke bepalingen herkennen/benoemen in een zin. 

Slide 3 - Diapositive

Startopdracht

Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen
Bekijk de volgende zin:
Ik loop. 

Dit is een complete zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een gezegde. 
Je kunt deze korte zin aanvullen met allerlei andere zinsdelen:
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.
Ontleed deze zin in je aantekeningenschrift:
- Schrijf de zin over.
- Zet strepen en benoem de zinsdelen die je kent. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Een bijwoordelijke bepaling
  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort:

Slide 7 - Diapositive

Bijwoordelijk bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: 
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

Slide 8 - Diapositive

BWB

  •  We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’.


  • Alles wat je overhoudt na het benoemen van de zinsdelen, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 9 - Diapositive

Maar let op!
Niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Bovendien hoeft een zin niet altijd een bijwoordelijke bepaling te hebben.

Slide 10 - Diapositive

BWB voorbeeld

Slide 11 - Diapositive

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 12 - Question ouverte

Ik vertel het je volgende week.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 13 - Question ouverte

Met zijn zakmes sneed hij het brood.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 14 - Question ouverte

Ik ga met mijn vriendje naar de bioscoop.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 15 - Question ouverte

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Er / woonden/ eens /een man en een vrouw /arm maar gelukkig 

/samen met hun twee kinderen/ in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 16 - Diapositive

Ober, breng mij eens een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 17 - Quiz

Verander toch eens iets aan die haren van je !
aan die haren van je =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 19 - Quiz

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 20 - Quiz


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen


  • Ik kan zinnen verdelen in zinsdelen en deze benoemen. 
  • Ik kan de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling  herkennen in een zin.
Huiswerk 

1. Maak de opdrachten volgens je leerroute.  



Slide 23 - Diapositive