Bijvoeglijk naamwoord NT2

Bijvoeglijk naamwoord 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Aan het einde van de les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is
- Aan het einde van de les kun je bijvoeglijke naamwoorden herkennen in de zin

Slide 2 - Diapositive

Welke lidwoorden kennen we?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is een werkwoord?

Slide 4 - Question ouverte

Is drinken een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
C
soms

Slide 5 - Quiz

Is zijn 'slapen' werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 6 - Quiz

Is 'boven' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 7 - Quiz

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 8 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 10 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
mijn
B
telefoon
C
is
D
nieuw

Slide 11 - Quiz

Is boom een zelfstandig naamwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Is Achmed een znw?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 14 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Mooi 
Groot
Lang
Dun

Slide 15 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
het mooie meisje
de grote jongen
de lange tuin 
het dunne boek 

Slide 16 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord 
het mooie meisje
de grote jongen
de lange tuin 
het dunne boek 

Slide 17 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Het staat voor of achter het zelfstandig naamwoord
1. Het mooie meisje 
2. Het meisje is mooi 

Slide 18 - Diapositive

Woorden die eindigen op -f of -s
De vrouw is doof 
De dove vrouw

De man is boo
De boze man

Slide 19 - Diapositive

Waar staat in het Nederlands het bvnw bij altijd?
A
voor het znw
B
achter het znw
C
beide komt voor

Slide 20 - Quiz

1. 'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een lidwoord

Slide 21 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
geweldige
B
prachtige
C
stomme
D
feest

Slide 22 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 23 - Quiz