Unit 3 grammar topics

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Grammar topics in test Unit 3

1. Present Continuous: am/is/are + werkwoord + ing.

2. Korte vraagjes (tags). 

3.  Aanwijzende voornaamwoorden: this, that, these, those

4. Verwijswoorden 'one / ones'

5. Veel: Much / many

6. Bezittelijke voornaamwoorden: my, mine, of mine etc. 

Question tags = korte vraagjes

These trousers are very expensive,........?

These trousers are very expensive, aren't they?

Stel jezelf de vragen:

• Wat is het werkwoord in de hoofdzin? are
  
• is dat werkwoord bevestigend of ontkennend? bevestigend (ofwel een + zin)
  

Met deze antwoorden kun je nu de juiste 'korte vraag' maken

• Is de hoofdzin bevestigend -> maak tag ontkennend: aren't
  
• Herhaal het onderwerp -> these trousers -> they
  

WB p. 106: question tags

aanwijzende voornaamwoorden: leer dit uit je hoofd!!

WB p. 91: aanwijzende vnw

1. that beach / dat strand

2. that mistake / die fout

3. this suit / dit pak

4. these victims / deze slachtoffers

5. those gloves / die handschoenen

6. this race / deze race

7. these answers / deze antwoorden

8. those boots / die laarzen

9. that hat / die hoed

10. these dresses / deze jurken

Hoe zorg je ervoor dat een werkwoord in de Present Continuous staat?

1. -ES erachter
2. - ED erachter
3. - E erachter
4. - ING erachter

Welke zin staat in de Present continuous vorm?

1. I go to school
2. I am going to school
3. I goes to school
4. I was to school

De Present Continuous wordt gebruikt bij

1. Een handeling te beschrijven die op dit moment aan de gang is
2. Feiten
3. Tijdelijk evenement of situatie te beschrijven
4. Dingen die we met regelmaat doen.

Staat deze zin in de Present Continuous vorm?
He's playing bass guitar tonight.

1. Ja
2. Nee

Maak deze zin in de Present Continuous vorm
(he / watch) an interesting movie?

1. He was watching
2. He is watching
3. Is he watching
4. He watches

Maak deze zin in de Present Continuous vorm
Sue .......... (not / read) a book, but a newspaper.

1. was not reading
2. is not reading
3. has not reading
4. are not reading

Maak deze zin in de Present Continuous vorm
Sue ........ (play) tennis.

1. plays
2. played
3. has played
4. is playing

Maak deze zin in de Present Continuous vorm
All the boys and girls ......... (dance).

1. is dancing
2. dance
3. are dancing
4. danced

ONE or ONES? Lees de context van de zin!

Voorbeeld doen met markers.

3 markers: een rode ...en twee zwarte ....

Do you see that boy?
The....who is talking to Terry.

1. one
2. ones

Please show me your shirts.
The ......you bought yesterday.

1. one
2. ones

Which is your bike? It's the green......

1. one
2. ones

What colour shoes did you buy? Blue ones.

1. one
2. ones

Do you like this sweater? No, I prefer the other .....

1. one
2. ones

What sort of sneakers do you like? Very cool.....

1. one
2. ones

There are three socks on the floor. A green ..... and two orange.....

1. ones, ones
2. one, one
3. ones, one
4. one, ones

My / mine / of mine 

1. It's my dog (Het is mijn hond)

2. It's mine. (Het is die van mij)

3.  It's a dog of mine (Het is een hond van mij)

Leer de bezittelijke voornaamwoorden uit je hoofd!!

Zie CB p. 93

Zie volgende slide, zorg dat je de rijtjes kunt dromen :). 

LEER DEZE RIJTJES UIT JE HOOFD CB p. 93

my         mine         of mine

your      yours.       of yours

her         hers          of hers 

his          his.            of his

its           -                  -

our         ours           of ours

their      theirs        of theirs

Sally's got a bike= > her/hers/of hers

It's her bike. (staat vóór een zelfstandig naamwoord)

The bike is hers. (staat aan het einde van de zin, niet achter znw)

It's a bike of hers. (staat achter een zelfstandig naamwoord)

(van jou)
That brother...........is really popular.

1. your
2. yours
3. of yours

(van mij)
Can you return those books, please? They are .......

1. my
2. of mine
3. mine

(haar)
I like Miss Crump, but I hate.....lessons.

(van hun)
Which car is.......? The black one or the white one?

(ons)
Perhaps............plan is a bit crazy.

(van hem)
I don't like that boring newsletter.......

(zijn)
My mother is strict, but........mother is even worse.

(van ons)
Jason is a really good friend.......