6.4 Verhoudingen 1C (20-1-2021)

H6 Verhoudingen
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H6 Verhoudingen

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
* Spullen mee?

* Thuisoefeningen gemaakt?

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma

* Voorbeeld opgave

* Thuisoefeningen nakijken
* Thuisoefening voor volgende les

Slide 3 - Diapositive

Oefenen!
Hoofdstuk 6


We maken samen opgave 31 op blz. 198.

Slide 4 - Diapositive

Opgave 31 
a. 10% is 1/10 deel (of 10/100 deel).

b. 10% van 300 is 300 : 10 = 30. Dus 30 leerlingen op de school van Bastiaan hebben contactlenzen.

Slide 5 - Diapositive

Thuisoefening
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 24, 25, 26, O27, 28, 29 en O30 op blz. 195, 196 en 197.

Brian W, Khulan, Tobias en Valerie: zie magister.

Slide 6 - Diapositive

Opgave 24 
Bij de actie 'de helft van de prijs' kun je de sticker '50% korting' en de sticker '1 + 1 gratis' gebruiken. 
Opgave 25
a. De hele prijs is (altijd) 100%, dus de halve prijs is 50%.
b en c. 130 : 2 = 65, dit is een handige manier om 50% te berekenen. Sander moet dus €65,- betalen voor 1 band.

Slide 7 - Diapositive

Opgave 26
a. €1200,- is 100%.

b. 25% korting kun je berekenen door het bedrag gedeeld door 4 te doen. En dit bedrag van de totale prijs (100%) af te halen.
Opgave 26 
c. 1200 : 4 = 300.
1200 - 300 = 900, dus het huisje kost €900,- voor 1 week.

Slide 8 - Diapositive

Opgave O27
a. 50% van 400 is 400 : 2 = € 200,-.

b. 25% van 8800 is 880 : 4 = 220 liter.

c. 20% van 240 is 240 : 5 = 48 fietsen. 
Opgave O27
d. 10% van 450 is 450 : 10 = 45 km.
e. 25% van 88 is 88 : 4 = € 22 blikjes.
f. 20% van 360 is 360 : 5 = 72 bekers.

Slide 9 - Diapositive

Opgave 28
a. 15 : 150 = 0,10. 0,1 x 100 = 10.
Dus 15 is 10% van 150.


b. 15 : 30 = 0,5. 0,5 x 100= 50.
Dus 15 is 50% van 30.


c. 15 : 60 = 0,25. 0,25 x 100= 25.  Dus 15 is 25% van 60.
Opgave  28
d. 10 : 50 = 0,2. 0,2 x 100= 20.
Dus 10 is 20% van 50.
e. 48 : 96 = 0,5. 0,5 x 100= 50.
Dus 48 is 50% van 96.
f. 9 : 36 = 0,25. 0,25 x 100= 25.
Dus 9 is 25% van 36.

Slide 10 - Diapositive

Opgave 29
a. 20% is hetzelfde als een vijfde deel (1/5) korting.

b. Vera krijgt € 40,- : 5 = € 8 korting.

c. Vera betaalt 40 - 8 = € 32,- voor de trui.
Opgave  O30

Slide 11 - Diapositive

Oefenen!
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 32, O33 en 34,  op blz. 198, 199 en 201.

Brian W, Khulan, Tobias en Valerie: zie magister.


Slide 12 - Diapositive

Thuisoefening
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 32, O33 en 34, op blz. 198, 199 en 201.



Brian W, Khulan, Tobias en Valerie: zie magister.

Slide 13 - Diapositive