Modal verbs year 2

Lesson goals
  • Students:
  • know how to use the modals: can, could, to be able to, to be allowed to.
    1 / 12
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

    Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

    time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

    Éléments de cette leçon

    Lesson goals
    • Students:
    • know how to use the modals: can, could, to be able to, to be allowed to.

      Slide 1 - Diapositive

      Vertaling
      Can 
      Could                          ----->         kunnen
      To be able to

      To be allowed to   ------>        mogen

      Slide 2 - Diapositive

      Which one to use?

      Slide 3 - Diapositive

      Can/Can´t
      Je gebruikt can en can't:

      1. zeggen/vragen dat iets (niet) kunnen of mogen:

      • I can see you. / I can't see anything.
      • Can you swim? / Can I have that?


      Let op: je kunt can / can't alleen in de tegenwoordige tijd (Present Simple) gebruiken.

      Slide 4 - Diapositive

      Could
      Je gebruikt could en couldn't: 
      1.  om te zeggen/vragen dat iets misschien mogelijk is:
      • This could be a good thing.
      • Could that be a UFO?
      2. Verleden tijd van Can
      • Luckily, they could help me. / Unfortunately, they couldn't help me.
      3. Om een beleefde vraag te stellen:
      Could you open that window for me?

      Let op: je kunt could / couldn't gebruiken in de tegenwoordige tijd en in een beperkt aantal gevallen in de verleden tijd

      Slide 5 - Diapositive

      To be able to
      To be able to + hele werkwoord = kunnen in de zin van 'in staat zijn'. 

      kun je to be able to in alle tijden gebruiken.


      • He was able to run a marathon last year. -> Hij was vorig jaar in staat om een marathon te lopen.
      • We won't be able to stay. -> We zullen niet kunnen blijven.

      Slide 6 - Diapositive

      Be allowed to
      To be allowed to + hele werkwoord = mogen in de zin van 'toestemming krijgen (van iemand anders)'. 

      In tegenstelling tot can en could kun je to be allowed to in alle tijden gebruiken.

      Ik mocht weggaan: I was allowed to leave.

      Hij zal niet mogen weggaan: He won't be allowed to leave.

      Slide 7 - Diapositive

      Slide 8 - Diapositive

      summarizing
      Can, could, to be able to, to be allowed to


      1. ‘kunnen’ of ‘mogen’                                                              can
      2. zou kunnen’ / ‘zou mogen’                                                  could
            verleden tijd van can 
            om een beleefde vraag te stellen
       3. ‘kunnen’ of ‘in staat zijn’.                                                      to be able to
       4. ‘mogen’ of ‘toestemming krijgen’                                         to be allowed to

      Slide 9 - Diapositive

      TASK 1

          1. Do exercise 7 and 8 in your book 
          (page 107 and 108).

          2. Individually

          3. Time: 10 min

          4. At the whispering level







          Slide 10 - Diapositive

          TASK 2

              1. Do Test Jezelf online -> Unit 3 -> reading 

              2. Individually

              3. Time: 10 min

              4. At the whispering level







              Slide 11 - Diapositive

              I know how to use
              can, could, may, might, to be able to, to be allowed to
              😒🙁😐🙂😃

              Slide 12 - Sondage