Clase 14 Unidad 3. Gramática

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Jueves , 30 de noviembre de 2023

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. Somtoday
2. Objetivos de la unidad 3.
   
3. Repasamos. Regelmatige werkwoorden
   
4. Gramática Unidad 3. 
5.  ¡A trabajar!
6. Final de la clase. ¿Qué has aprendido hoy?
   

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Leerdoelen

- ik kan over mijn familie vertellen

- ik kan over school vertellen

- ik kan klokkijken

- ik kan over mijn huisdier vertellen

- ik kan de regelmatige w.w op ar/er/ir in de juiste persoon vervoegen

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Succescriteria's

- ik kan iemand voorstellen en iets over diegene vertellen

- ik ken de namen van 10 dieren

- ik kan het ww tener vervoegen

- ik ken de schoolvakken in het Spaans

- ik kan vertellen van hoe laat tot hoe laat ik les heb / een vak heb.

Unidad 3 Gramática

1. De presente van regelmatige werkwoorden

2. Het werkwoord "tener"

3. Bezittelijke voornaamwoorden.

Practicamos...

Regelmatige werkwoorden op -AR-ER-IR

TENER (presente, tegenwoordige tijd)

yo

tú

él, ella, usted

nosotros,nosotras vosotros,vosotras

ellos, ellas, ustedes

TENGO

TIENES

TIENE

TENEMOS

TENÉIS

TIENEN

(onregelmatig)

Zet de juiste vervoeging van tener in de zin

1-Mi hermano y  yo ________ dos gatos.

2-Mis abuelos _______ una casa muy bonita.

3-Mi padre________ un coche azul.

4-¿Vosotros_________ mascotas?

5-Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?

Zet de juiste vervoeging van tener in de zin

1-Mi hermano y  yo tenemos dos gatos.

2-Mis abuelos tienen una casa muy bonita.

3-Mi padre tiene un coche azul.

4-¿Vosotros tenéis mascotas?

5-Yo tengo catorce años. ¿Cuántos años tienes tú?

Bezittelijke voornaamwoorden

enkelvoud	meervoud
mi ...	mis ...
tu ...	tus ...
su...	sus.. .
nuestr o ... nuestr a ...	nuestr os ... nuestr as ...
vuestr o ... vuestr a ...	vuestr o s ... vuestr as ...
su...	sus...

Bezittelijke voornaamwoorden

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welke betekenis?

mijn

jouw

zijn/haar/uw

ons/onze

jullie

hun/uw (mv)

Mi/mis

vuestro/-a
vuestros/-as

nuestro/-a
nuestros/-as

Tu/tus

Su/sus

Su/sus

Het bezittelijk voornaamwoord:
Estos son ... (mijn)... padres

1. mis
2. tus
3. mi
4. su

Bezittelijk voornaamwoord
¿Ellas son ..(vosotros).. amigas?

1. Vuestras
2. Vuestros
3. Nuestras
4. Nuestros

Ella tiene dos camisetas. Son .................. camisetas.

Tú tienes un teléfono móvil. Es ........teléfono móvil.

Él tiene dos hermanos. Son.......hermanos.

Nosotros tenemos una casa en la playa. Es.........casa.

Julia y tú tenéis muchos amigos. Son ........amigos.

Yo tengo dos perros. Son ..... perros.

mis

vuestros

nuestra

sus

tu

sus

Verplichte opdrachten:

TB (in de klas) U3 Gramática:

Opdracht 1 t/m 4

WB (huiswerk) U3 Gramática. 

Opdracht 1 t/m 3, 5, 6 en 8 t/m 10

Si terminas/Als je klaar bent?

Extra opdracht. regelmatige werk.

Woorden leren unidad 3 

Frases claves unidad 3

Optionele opdrachten:

(verdieping / verbreding)

TB U3 Gramática

Opdracht 5

WB U3 Gramática

Opdracht 4, 7 en 11

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

Na deze les, 

wil ik...

de uitleg nog 1 keer horen

meer voorbeelden krijgen

meer oefeningen maken

de leerstof thuis nog even bekijken

overgaan naar nieuwe leerstof

nog meer te weten komen over de leerstof

niet meer te weten komen over de leerstof