1gt 2021-04 les 2 pres simple pres continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welcome to the
English Class!

LEERDOEL

Aan het einde van deze les:

• weet je het verschil tussen de present simple en de present continuous.
• weet je wanneer je de present simple en de present continuous moet gebruiken.
  

TODAY'S CLASS

• Welcome!
• Attendence
• Review
• Present Simple / Present Continuous
  
• Homework
  

HOMEWORK (today)

Maken:
Unit 3 Lesson 5 (3.5)
Exercise 1 t/m 5 (WB p119-121) ONLINE

Leren:
Study Box Lesson 2, 3, 4, 5 (p129-p134)

Hoe maak je de
Present Continuous?

to be (zijn)

AM

ARE

IS

hele werkwoord

ING

+

+

present
continuous

verleden tijd

am/are/is

ing

not

+ed

hele werkwoord

Hoe maak je de
Present Continuous?

to be (zijn)

AM

ARE

IS

hele werkwoord

ING

+

+

Hoe maak je de
present continuous?

My brother ... (play) tennis right now.

1. play
2. plays
3. played
4. is playing

I ... (teach) at the moment.

1. teach
2. teaches
3. am teaching
4. taught

... you ... (listen) to me?

1. Do you listen
2. Are you listening
3. Are you listen
4. Do you listening

Wat is de Engelse vertaling van
cadeau?

Wat is de Engelse vertaling van
stadion?

Wat is de Engelse vertaling van
reis?

Wat is de Engelse vertaling van
verveeld?

Wat is de Nederlandse vertaling van
wonderful?

Wat is de Nederlandse vertaling van
department store?

Wat is de Nederlandse vertaling van
ferry?

Wat is de Nederlandse vertaling van
proud?

REVIEW

Hoe maak je de present continuous?

Present simple

altijd, vaak, nooit

Hele werkwoord (+s)

He plays golf every Monday.

They study on weekends.

Do you go to the beach every summer?

Present continuous

nu,  op dit moment

Am/are/is + hele werkwoord + ing

He is playing golf.

They are not studying at the moment.

Are you going to the beach right now?

REVIEW

Wanneer gebruik je de present simple en wanneer gebruik je continuous?

present
simple

present
continuous

Ik geef iedere vrijdag les aan 1gt.

Ik ben aan het ademen.

Ik ben aan het lesgeven.

Ik fiets iedere dag naar school.

Ik ga iedere zomer naar Spanje.

Ik ben nu aan het bellen.

present
simple

present
continuous

I walk with my friend every day.

I am talking right now.

I am teaching at the moment.

I walk to school every Friday.

I go to Spain every summer.

I am playing golf at the moment.

REVIEW

Maken:
Unit 3 Lesson 5 (3.5)
Exercise 6 t/m 10 (WB p122-123) ONLINE

Leren:
Study Box Lesson 2, 3, 4, 5 (p129-p134)