woordenschat maandag 25 februari

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Programma deze week

-oefenen met woordenschat

-groter dan mijn vader of groter als mijn vader.

-opbouw van alinea's

-Nieuwsbegrip

filmverslag

3e periode sollicitatiebrief en cv en dus geen filmverslag.

INLEVEREN MAANDAG 18 MAART

4e periode filmverslag

Vechtmeisje ?

Top tien (november 2018)

01 Lara 8.1

02 Mika 8

03 Eve en Mirjam 7.8

05 Mart Anwar en Daisy 7.5

08 Yana en Tamer 7.3

10 Nur, Wessel en Hafsa 7.2

Woordenschat

Opdracht 1, 2 en 3 (176/177 en 178).

Heb je oefening 3 af dan laat je die controleren.

Extra : Maak opdracht 7 (bladzijde 180).

Oefentoets

Spelling blok 4

Je krijgt er vijftien. Voor iedere vraag heb je tien seconden bedenktijd.

Vul het goede bijvoegelijke naamwoord in

1. een kale man
2. een kaal man
3. een kalen man

1. het dikken boek
2. het dikke boek
3. het dik boek

1. een plastice tas
2. een plasticen tas
3. een plastic tas

1. een zilveren armband
2. een zilvere armband
3. een zilver armband

1. het riet dak
2. het riete dak
3. het rieten dak

Bezitsvorm. Welke is goed ?

1. Ali's telefoon
2. Mijn vader's gitaar
3. Rianne's wens

1. Farah's paard
2. Lex' ouders
3. Morriss tas

1. Latifas parfum
2. Sally's broer
3. Mijn zusje's fiets

1. Oma's sieraden
2. Maxs broer
3. Jimmys zusje

1. je moeder's vriend
2. Marco Borsatos liedje
3. Lucas' laptop

Vul het goede getal in :
Omar heeft ….. boeken

1. 15
2. vijftien

Zijn vader heeft er wel …..

1. 84
2. vierentachtig

Op deze weg mogen de auto's maar ….. kilometer per uur rijden.

1. 80
2. tachtig

Mijn zus wordt woensdag ….. jaar.

1. 16
2. zestien

En de laatste : In onze kantine kost een broodje ….. euro.

1. 2
2. twee

Top tien (februari 2019)

1 Lara (8.24)

2 Anwar (7.92)

3 Yuri (7.64)

4 Zina en Mart (7.56)

6 Wessel (7.44)

7 Eve (7.28)

8 Kayleigh en Mika (7.24) 

10 Daisy (7.22)

Programma deze week

-oefenen met woordenschat

-groter dan mijn vader of groter als mijn vader.

-opbouw van alinea's

-Nieuwsbegrip

Woordenschat

Opdracht 1, 2 en 3 (176/177 en 178).

Heb je oefening 3 af dan laat je die controleren.

Extra : Maak opdracht 7 (bladzijde 180).

opdracht 2

1 Vorig jaar heb je geleerd wat het .... werkwoordelijk gezegde betekent.

2 De tweelingzussen lijken erg op elkaar. Je kunt ze bijna niet .....

3 De plattegrond op het station is heel ..... Je kunt precies zien waar je bent.

4 Op de open dag kun je ..... een praktijkles in de keuken.

5 Hoe kun je ..... dat deze fiets echt van jou is ?

6 Messi is een goede voetballer. Hij heeft een goede techniek en hij heeft veel ..... in het spel.

Je gaat veel te laat naar bed. Dat ……
je gezondheid.

1. is op de hoogte van
2. gaat ten koste van

De docent vertelt ….. wat we in de toneelweek gaan doen.

1. in grote lijnen
2. tekort aan

Er is een ….. goede metselaars.

1. ten koste van
2. tekort aan

De docent vraagt of iedereen ….. de studiedag volgende week.

1. in grote lijnen
2. op de hoogte is van

https:

groter dan of groter als

groter dan

vergrotende trap meer dan/kleiner dan/mooier dan

als

net zo en even net zo groot/even mooi als/niet zo groot als

De zomervakantie duurt langer …. de meivakantie.

1. als
2. dan

Onze voorstelling was veel leuker ….. die van de andere groep.

1. als
2. dan

In Friesland is het niet zo druk …..
in de Randstad.

1. als
2. dan

Spreek je net zo goed Spaans …..
Nederlands

1. als
2. dan

In de stad ben je op de fiets vaak sneller ….. met de auto.

1. als
2. dan

Klas 2A is even vroeg uit ….. klas 2C.

1. als
2. dan

vaktaal

vaktaal woorden kunnen een andere betekenis hebben dan dezelfde woorden in gewone taal.

Leg de appels maar in de schaal. De fietskaart heeft een schaal van 1 : 50.000

Eerst maken we nu 6.2 en opdracht 7van blz 180.

Daarna maak je opdracht 6.1

Tekenopdracht 6.1 blz 179 Van opdracht 6.1 wil ik graag een foto hebben.

antwoorden opdracht 7

1 oplossen

2 verplaatsen

3 stoffen

4 spanning

5 slang

6 kapt

Wat neem je morgen mee ?

Het maken van een c.v.

Wat moet er allemaal in, hoe maak je het op ?[e-mail]

Spijbelen voor klimaat

opdrachten

opdracht 1.3 vraag 1 t/m 6

opdracht 1 en opdracht 3, aan het einde van de les lever je je werk in.

Komende week :

Schrift mee, geen losse blaadjes 

Dinsdag CV af,woensdag laptop mee sollicitatiebrief zorg dat je een baan hebt waarop je wilt solliciteren.

Maandag 11 maart toets blok 4

Wat verbranden veel electriciteitscentrales om stroom te maken ?

1. plastic
2. aardolie steenkool en aardgas
3. benzine en diesel

Vraag 2: Aardolie, steenkool en aardgas zijn fossiele brandstoffen. Wat is waar over deze brandstoffen?

1. Het zijn grondstoffen die lang, lang geleden zijn ontstaan uit de resten van planten en dieren. Door die stoffen te verbranden kun je energie opwekken.
2. Het zijn grondstoffen die lang, lang geleden zijn ontstaan uit de resten van planten en dieren. Door die stoffen te verbranden komt er meer zuurstof (O2) in de lucht.
3. Het zijn schone energiebronnen die nooit op kunnen raken. Net zoals zonnepanelen of windenergie.

Vraag 3: Welk gas komt vrij bij verbranding van steenkool, aardgas en aardolie?

1. Cl (Chloor)
2. He (Helium)
3. CO2 (koolstofdioxide)

Vraag 4: CO2 houdt de warmte van de zon rond de aarde vast. Het klimaat verandert als er teveel CO2 in de lucht komt. Wat is niet waar?

1. Er kunnen extreme droogtes komen.
2. Het wordt steeds langer licht op aarde.
3. Er kunnen overstromingen komen.

Vraag 5: Wat is waar over het maken van plastic en kunststof?

1. Het maken van plastic en kunststof gebeurt met schone energie.
2. Het wordt gemaakt van aardolie. Het boren naar olie kan gevaarlijk zijn. Het maken van plastic en kunststof producten kost energie.
3. Het wordt gemaakt van rubber. Er hoeft geen olie geboord te worden.

Vraag 6: Hebben ijsberen last van klimaatverandering?

1. Ja, door de langere zomer wordt er meer op ijsberen gejaagd.
2. Nee, de ijsbeer heeft er helemaal geen last van. Ze kunnen heel goed zwemmen en door minder ijs kunnen ze juist makkelijker zeehonden vangen.
3. Ja, het leefgebied van de ijsbeer wordt kleiner. Ze moeten verder weg om te jagen waardoor ze vermoeid raken en kunnen verdrinken.

Vraag 7: Schone energie is energie van de zon, wind of het water. Wat is waar?

1. Er hoeft niet naar olie geboord te worden. Er komt geen extra CO2 in de lucht bij de verbranding in elektriciteitscentrales. Schone energie kan niet opraken.
2. Schone energie kan je niet overal opwekken.
3. Er komt veel CO2 in de lucht, waardoor het lekker warm wordt. Schone energie kan niet opraken.

Vraag 8: En windmolen kan...

1. Met de energie van 1 windmolen kan je wel 350 sportvelden verlichten.
2. De wieken kunnen bijna 300 kilometer per uur draaien.
3. Allebei de antwoorden kloppen.

Vraag 9: Hieronder staan dingen die allemaal goed zijn voor het klimaat. Wat zijn de allerbeste keuzes?

1. Met zoveel mogelijk mensen in één auto naar school. Minder nieuwe spullen kopen. Minder warm water gebruiken.
2. Op de fiets naar school. Spullen ruilen met vrienden in plaats van nieuw te kopen. Zonnepanelen op het dak van de school.
3. Met zoveel mogelijk mensen in één auto naar school. De computer uitdoen als je weggaat en de koelkast meteen dicht doen.